dinsdag 15 december 2015

In Slotermeer kan er niets mis gaan



Als je naast de Bouwpastoor woont kan er eigenlijk niets mis gaan. Een Bouwpastoor is een pastoor die een parochie binnenkomt waar nog geen kerk is; hij wordt geacht deze te bouwen. Niet zelf natuurlijk, want dat kan hij niet. Hij kan eigenlijk niets, zelfs geen gras knippen, want zijn gras werd door mijn vader geknipt & aangezien de Bouwpastoor met zijn Meid & later twee meiden, want er kwamen twee kapelaans, te weten De J. & De H., bij & die moesten ook worden verzorgd, een veel groter huis had dan wij, was ook zijn tuin & dus zijn grasveld veel groter. Het knippen van het gras ging in die jaren nog op de knieën met de grasschaar, ook te gebruiken als heggeschaar. Ook heggen knippen kon de Bouwpastoor niet, terwijl om een grote tuin ook meer heg staat. Mijn vader kon wel gras knippen & heggen knippen.

Het huis is gezegend & dus kan er niets mis gaan. Dat kon de Bouwpastoor wel, een huis zegenen. Gewapend met een wijwatervat, dat hij overigens niet zelf hoefde vast te houden, want daar had hij een misdienaar voor, & een wijwaterkwast, die hij dus wel zelf moest vasthouden, trok hij door het hele huis, onderwijl het hele huis natspattend & steeds roepend: God, zegen dit huis & allen die het bewonen, alsof God met hem mee liep door het hele huis. Op zolder zijn God & de Bouwpastoor waarschijnlijk niet geweest, gezien de zonden die daar gepleegd zijn.

Een deel van het gezin gaat iedere dag om zeven uur naar de kerk & dus kan er niets mis gaan. Iedere dag om zeven uur naar de kerk, betekende iedere dag om zes uur opstaan; vader moest al om half zeven aanwezig zijn (dus die stond nog eerder op, maar die had een fiets!) om de kaarsen aan te steken, de hosties te bakken, de hosties voor te zegenen, de hosties te proeven om vast te stellen dat ze nog niet waren getransformeerd tot Mijn Lichaam, de fles Miswijn te openen, de Miswijn te proeven om te checken of deze nog niet was getransformeerd tot Mijn Bloed, de albe te strijken, het kazuifel af te schuieren, kortom alles te doen wat de Bouwpastoor niet zelf kon.

Tussen zes uur & zeven uur 's morgens zond de Draadomroep de AFN (American Forces Network) uit, zodat ik met Just ask your heart van Frankie Avalon in mijn hoofd de tocht naar de Noodkerk kon maken. Op de terugweg kon ik dan de achterkant (b-side) Two fools zingen. Het zal duidelijk zijn dat dit een zeer religieus singletje was: God zit in je hart & alleen gekken gaan voor dag & dauw naar de kerk. Als misdienaar hoefde ik pas om kwart voor zeven aanwezig te zijn, want er moet nog wel een jurk worden aangedaan. Mijn moeder, die als vrouw geen religieuze taken mocht uitvoeren, hoefde pas om zeven uur aanwezig te zijn.

Iedereen weet dat hij of zij op aarde is om God te dienen & daardoor hier & in het hiernamaals gelukkig te zijn & dus kan er niets mis gaan. Dit was het antwoord op de eerste vraag van de Schoolkatechismus. Het waren veel meer vragen & antwoorden, maar die zijn vergeten & waarschijnlijk overbodig geworden. De Katechismus werd op school overhoord & moest dus uit het hoofd worden geleerd. André S. & ik hadden uitgevonden dat het Katechismus leren beter ging als één van beide op de schommel op zolder schommelde & de ander op bed zat of lag (als er werd geschommeld, moest de ander wel op bed, anders werd hij omver geschommeld; het was de zolder van de Bouwpastoor niet!). De vragen werden vanaf het bed gesteld, de antwoorden kwamen vanaf de schommel. Dit systeem heeft er in ieder geval voor gezorgd dat één vraag & één antwoord in het geheugen zijn blijven hangen. In 1964 is de Schoolkatechismus afgeschaft, omdat de ´zware theologische inhoud en de methode van vraag en antwoord niet langer bij de geloofs- en leefwereld van schoolkinderen paste’. Sindsdien moeten we dit missen: Waarom zijn de drie goddelijke Personen één God? De drie goddelijke Personen zijn één God, omdat Zij alle drie één en hetzelfde goddelijk Wezen hebben. Dit konden we pas in de zesde klas begrijpen.

Onze Lieve Vrouw van Lourdes waakt over de parochie & dus kan er niets mis gaan. Een bedevaart naar Lourdes zat er niet in voor ons. Voor ons was het behelpen met een bedevaart naar Heiloo, met de bus. Dus niet naar Onze Lieve Vrouw van Lourdes, maar naar Onze Lieve Vrouwe ter Nood. Gelukkig hoefden we er niet heen te kruipen.

Iedereen krijgt nieuwe kleren bij eerste communie & dus kan er niets mis gaan. De eerste communie, de woorden zeggen het al, is de eerste keer dat je als kind de communie krijgt. Voor de niet ingewijden: Communie betekent gemeenschap met lichaam en bloed van Jezus in de vorm van brood en wijn. Schrik niet, de kinderen (& trouwens ook de volwassenen) kregen alleen het brood in de vorm van een rond ouweltje (hostie). Bij die eerste communie gingen de meisjes als vrouwtjes in het lang wit & de jongetjes als mannetjes in het zwart. Er werd maanden voor geoefend, want het valt niet mee om te voorkomen dat de hostie tegen het gehemelte plakte, want daar was ie met de tong niet van af te krijgen (het was namelijk ten strengste verboden de hostie met de handen aan te raken: dat moest als dagelijkse zonde worden gebiecht [zie verderop]).

Iedereen krijgt nieuwe kleren bij de plechtige communie & dus kan er niets mis gaan. Als twaalfjarige in de zesde klas van de lagere school werd je geacht zelf te kunnen kiezen voor het Roomse Geloof door de beloften die bij de doop voor jou zijn gedaan zelf opnieuw te beloven. Voor mijn plechtige communie, het is 1959, Buddy Holly is net neergestort & Pat Boone staat met een bolo tie, waarvan niemand toen nog wist dat dat een bolo tie heette, in de Tuney Tunes, wil ik ook zo'n bolotie, want anders zou het een Stropdas worden & Stropdassen hadden toen al een laag rock 'n' roll gehalte & ook wilde ik een rood-zwart gestreept colbert & een zwarte broek met nauwe pijpen & puntschoenen & een gestreept overhemd, dat in die jaren nog geen Verkeerd Overhemd was, zeker niet als je de kraag ervan omhoog omhoog zette, wat als nadeel had dat een groter oppervlak van de kraag vies werd, maar als voordeel dat het verplicht kort gedragen haar toch enigszins over de kraag viel, zodat het langer leek dan het in werkelijkheid was. Ook in die jaren had elk nadeel al zijn voordeel!

Iedereen krijgt nieuwe kleren bij het vormsel & dus kan er niets mis gaan. Ze blijven aan de gang: bij het vormsel hernieuw je niet je doopbeloften, maar bevestig je ze. Het verschil met de plechtige communie is dat je ter gelegenheid van het het vormsel een naam van een Heilige kreeg. Die van mij was Don Bosco, zo was hij althans bekend, maar omdat Don geen naam was, kreeg ik als officiële naam bij mijn vormsel Joannes Bosco (zonder h) uitgereikt. Wat ik met die naam moest, is mij tot op de dag van vandaag onduidelijk gebleven. Joannes Bosco had iets met kinderen; maar dat had elke Heilige! Mijn vader kreeg toen hij tien jaar onbezoldigd koster was geweest van de Bouwpastoor het uit twee delen bestaande standaardwerk Met de Heiligen het jaar rond, waarin alle Heiligen, dus ook Don Bosco, stonden beschreven. Helaas is het standaardwerk verdwenen, zodat ik nooit meer te weten zal komen wat Don Bosco met kinderen deed. Verenigingen met de naam Don Bosco doen allemaal iets met kinderen.

Vóór dat er op school met de les wordt begonnen, wordt er gebeden & dus kan er niets mis gaan. Het bidden moet uiteraard met de ogen dicht. De meester of de juf was hiervan vrijgesteld, want die moest opletten of iedereen wel de ogen dicht had. Ook gluren door de oogleden was niet toegestaan.

Op vrijdag wordt er geen vlees gegeten & dus kan er niets mis gaan. De hele dag geen vlees of vleeswaren eten, dus ook niet als de zon onder is als gekken ballen gehakt & lappen touwtjesvlees naar binnen werken. Het verbod op vlees eten op vrijdag is pas in 1989 afgeschaft.

Eens per jaar lopen we de Stille Omgang & dus kan er niets mis gaan. We zijn in dit geval Vader & ik; vrouwen mochten niet meelopen. Zoals de naam al zegt, mocht er ook niet worden gesproken. Niet dat je daar nou zo’n zin in had, ’s morgens vroeg als het nog donker is. De omgang had te maken met een uitgebraakte hostie, die maar niet wilde verbranden & die, als ie naar de pastoor was gebracht, eigenhandig weer naar het huis terugkeerde. Dit was dus een wonder. De omgang was stil, want dan viel de omgang niet onder het processieverbod. De omstanders waren niet stil: Uitgescholden werd je door dronken mannen & schaars geklede dames. Was er toch nog wat te zien.

In de maanden mei & oktober wordt elke dag op de knieën de rozenkrans gebeden & dus kan er niets mis gaan. De hele rozenkrans & niet alleen maar een tientje! De hele rozenkrans bestaat uit een snoer met 50 kleine & 5 grote kralen. De kleine kralen staan voor een Wees Gegroet & de grote kralen staan voor een Onze Vader & die moet je allemaal hardop opzeggen & er zijn ook geheimen aan verbonden & wel Blijde Geheimen, Droevige Geheimen & Glorievolle Geheimen. Eigenlijk baden wij slechts een rozenhoedje, want voor een rozenkrans moet je drie keer het snoer rond. Boften we toch nog.

In de boekenkast staat de Katholieke Encyclopædie & dus kan er niets mis gaan. Vierentwintig delen maar liefst, waarin niet alleen de betekenis der dingen, maar ook de mening van de kerk daarover. Daar had je wat aan! Of, zoals het voorwoord vermeldt: De encyclopedie is een van de onmisbaar geworden, moderne middelen tot verspreiding van de gespecialiseerde wetenschap bij een niet-gespecialiseerd publiek: een vorm van wat men hogere vulgarisatie pleegt te noemen. Naast de Katholieke Encyclopædie stond het lijvige werk Ja, ik wil, een boek waarin katholieken worden voorbereid op het huwelijk. Het was het enige boek in huis waarin seks voorkomt. Tegenwoordig is Ja, ik wil een tijdschrift voor de huwelijksvoorbereiding van het Bisdom Roermond. Soms verandert er niets.

Eens per maand wordt er gebiecht & dus kan er niets mis gaan. De biecht is een van de zeven sacramenten. In dit sacrament kan een priester in de naam van God zonden vergeven. De priester verandert op dat moment van priester in biechtvader, de gelovige in boeteling. De biecht vindt plaats in een biechtstoel. De boeteling vertelt zijn zonden aan de biechtvader. Er zijn Doodzonden & Dagelijkse Zonden. Ik heb altijd alleen maar Dagelijkse Zonden verzonnen & moest dan als straf 3 Weesgegroetjes of 3 Onzevaders bidden (soms allebei, als ik erg veel verzonnen had). Vanaf ongeveer mijn 14e fietste ik in plaats van te gaan biechten door Slotermeer. Ik ging ervan uit dat het biechtgeheim ook betekende dat het geheim bleef of je wel of niet ging biechten. De kerk vraagt overigens van de gelovige tenminste éénmaal per jaar te gaan biechten & wel in de Paastijd. Wij waren Roomscher dan de kerk.

Op verjaardagen van Vader & Moeder komt er een kerkje in huis & dus kan er niets mis gaan. De pastoor, altijd om geld verlegen, uiteindelijk moet de autoscooter ook rijden, had bedacht dat de verjaardagsvisite ook wel wat kon bijdragen. Hij had kleine houten kerkjes laten maken, met in het dak een gleuf. Het was de bedoeling dat dat kerkje midden op tafel kwam te staan, zodat niemand er omheen kon & dus wel iets in de gleuf moest stoppen. Het kerkje leek in niets op de Noodkerk & al helemaal in niets op de nog te bouwen stenen kerk. Moeder stopte zelf iets in de gleuf & de gasten kregen het kerkje niet te zien. Onbekend is of Moeder deze dagelijkse zonde heeft gebiecht.

Als je naast de Bouwpastoor woont kan er dus eigenlijk niets mis gaan. Het huis is gezegend, het gezin gaat iedere dag om zeven uur naar de kerk, iedereen weet dat hij of zij op aarde is om God te dienen & daardoor hier & in het hiernamaals gelukkig te zijn, Onze Lieve Vrouw van Lourdes waakt over de parochie, iedereen krijgt alleen nieuwe kleren bij eerste communie, plechtige communie of vormsel, op vrijdag wordt er geen vlees gegeten, op school wordt voordat de les begint gebeden, in de maanden mei & oktober wordt elke dag op de knieën de rozenkrans gebeden, de Katholieke Encycoplaedie staat in de boekenkast, er wordt eens per maand gebiecht & op verjaardagen komt er een kerkje in huis.


En toch viel de oudste dochter op een verlaten Jan van Galenstraat van haar fiets & hield er een Schedelbasisfraktuur aan over & kreeg de vader Hoge Bloeddruk & ging voor een jaar het ziekenhuis in!

donderdag 3 december 2015

Levensgevaarlijk in Slotermeer


Er gebeurde nooit wat in Slotermeer. Van mijn zesde tot mijn zestiende heb ik er door gebracht & er gebeurde nooit wat.

Op oudejaarsavond om precies twaalf uur haalde De Stratemaker uit de Herman Poortstraat zijn geweer tevoorschijn & schoot er twaalf keer mee in de lucht. Dat geweren Levensgevaarlijk waren, wisten we alleen uit Arendsoog; de televisie had Nederland, laat staan Slotermeer, nog niet bereikt & de bioscoop was te duur. Dat De Stratemaker een geweer had kwam doordat De Stratemaker behalve stratemaker ook Jager was. Althans, dat werd beweerd, want niemand heeft hem ooit met een dood dier thuis zien komen. Misschien deed hij als de vissers: nadat hij het dier had geschoten, gooide hij het weer terug. Net als het haakje werd natuurlijk ook vóór het teruggooien de kogel verwijderd. Een straat had overigens ook niemand hem ooit zien maken, maar dat kwam waarschijnlijk omdat de straten in Slotermeer al gemaakt waren op het moment dat men wist dat De Stratemaker stratemaker was. Wel had hij veel kinderen & die waren allemaal klein. Dat laatste gold voor bijna alle kinderen in Slotermeer & zeker voor de kinderen in de vierhoek Aart van der Leeuwstraat, Arthur van Schendelstraat, Herman de Manstraat & Herman Poortstraat.

Een uitzondering op de kleine kinderregel vormde de familie H. in het midden van de Arthur van Schendelstraat. Meneer H. was Sneeuwruimer bij het GVB. Als er sneeuw lag (& dat lag er vaak in die jaren) moest hij voor dag & dauw erop uit om de trambanen sneeuwvrij te maken. Wat hij de weinige dagen dat er geen sneeuw lag moest doen, is niet bekend (oefenen misschien, met bussen kunstsneeuw, die toen net uitgevonden was; een van de grote uitvindingen van de Jaren Vijftig).

De H.-tjes hadden alleen grote kinderen: Eentje net zo groot als grote broer & Reusie, die natuurlijk geen Reusie heette, maar door mijn Opa zo genoemd werd, omdat zij zeer klein van postuur was (een normaal bovenlichaam, met beentjes van pakweg twintig centimeter eronder). Er was nog iets vreemds aan de H.-tjes: de kinderen, Harrie & Reusie dus, hadden verschillende achternamen. Dat was iets wat we nog nooit hadden meegemaakt. Had het iets te maken met Dood? Met Scheiding? Reusie was dus groot & klein tegelijk.

Op een dag kreeg Reusie een fiets, waarvoor de hele buurt uit liep. Het was natuurlijk wel Levensgevaarlijk, fietsen met beentjes van twintig centimeter. Gelukkig moest de eerste auto nog in de Arthur van Schendelstraat arriveren.

Bij de K.’s in de Aart van der Leeuwstraat kwam de eerste televisie. Net als in alle andere buurten in alle andere Slotermeren in alle andere steden & dorpen, verscheen ooit ergens de eerste televisie. Het moet vreselijk geweest zijn om in een buurt als eerste een televisie te krijgen! Televisie kijken was Levensgevaarlijk, want je kon er blind van worden. Om dat te voorkomen, mocht er uitsluitend in het donker naar de televisie worden gekeken. Als Eerste Televisie Bezitter kreeg je alle kinderen op woensdagmiddag op bezoek, die weliswaar hun schoenen uit deden (wat weer een vreselijke stank tot gevolg had, want uiteindelijk gingen we toen slechts één keer per week onder de douche & kregen dus ook slechts een keer per week schone sokken), maar toch je huis zodanig toetakelden, dat er na afloop van de voorstelling ten tweede male gestofzuigd moest worden. Bovendien kon je in het donker niet in de gaten houden wat die kinderen allemaal behalve televisie kijken nog meer deden. De K.’s hadden één dochtertje. Niemand speelde met haar, tot de televisie kwam, toen wilde iedereen met haar spelen. Ik douch nog steeds één keer per week.

Het wachten was altijd op Pipo de Clown; niet om Pipo de Clown, maar om Mammaloe, die zich hooguit één keer per uitzending (& soms helemaal niet) voorover boog, zodat de bovenkanten van haar ronde borsten te zien waren. Dan was het weer een topuitzending! Eén keer werd in de Verrekijker een filmpje vertoond dat ging over de sauna’s in Finland. Helaas waren de beelden van naakte vrouwen die door de sneeuw holden van heet naar koud & zich warm hielden door zich met takken op het lijf te slaan van zo’n grote afstand gefilmd, dat het wachten toch maar weer was op de borsten van Mammaloe.

Het toppunt van recreatie was de Sloterplas. De Sloterplas was ontstaan door het zand dat er lag eruit te halen & op het land dat er naast lag te spuiten. Zo ontstond Opgespoten Land, waar altijd een bord bij stond dat het Levensgevaarlijk was je daar op te begeven. Niemand heeft het dan ook geprobeerd & dus weet niemand of het ook echt gevaarlijk was & je er inderdaad in weg zou zakken & je dus langzaam zou verdrinken. Een imitatie van Opgespoten Land was het Elastieke Dammetje: een hoopje zand aan de rand van een sloot, waarin je, als je er maar lang genoeg op stampte, langzaam tot aan je enkels wegzakte. Met díe sokken moest je ook een week doen.

Alle huizen in Slotermeer stonden, behalve op palen, dus op Opgespoten Land. Ook de Sloterplas zelf was Levensgevaarlijk, want in het midden wel veertig (40!) meter diep! Door die diepte zou het water in het midden dan ook zo koud zijn, dat je er een hartverlamming van zou krijgen. Bovendien zou er een Monster in de Sloterplas huizen. Dat hebben we wèl geprobeerd, van de ene kant naar de andere kant zwemmen. Het water was niet koud, wel was het heel ver! Het Monster hebben we niet gezien.

Voor de kinderrijke inwoners van Slotermeer werd een deel van de Sloterplas verbouwd tot Strandbad, kompleet met strand, twee eilandjes & niet al te diep (& dus niet al te koud) water er tussen. Voor een dubbeltje of een kwartje kon je er als kind in. Waarom het de ene dag een dubbeltje & de andere dag een kwartje kostte is een van de onopgeloste raadselen van Slotermeer (& de andere gemeentebaden van Amsterdam natuurlijk). Dat een ijsje van Jamin zonder chocola een dubbeltje kostte & een ijsje van Jamin met chocola 15 cent, dát begrepen we wel. Door je kleren in een bundeltje te vouwen & boven je hoofd te houden, kon je via het naast gelegen slootje, dat de grens vormde tussen Land & Strandbad, gratis naar binnen; had je toch weer een kwartje (of als het tegen zat, een dubbeltje) verdiend (al bleef het stelen natuurlijk, maar dan had je tenminste weer wat te biechten, want dat viel niet mee, steeds weer nieuwe zonden verzinnen).

Op een dag verschenen er allemaal zweren op mijn vingers. Ook zweren waren in die dagen Levensgevaarlijk. De enige remedie tegen zweren bleek sodawater te zijn. In een oranje emaille kommetje werd gloeiend heet water gegoten & daarin werd de soda opgelost. Mijn vader stopte met geweld mijn hand in het kommetje gloeiend heet water & hield de hand erin tot het water afgekoeld was. Geweld was nodig, want wie wil er nou met zijn hand in het gloeiend hete water. Ik schreeuwde altijd heel hard, zo hard, dat de Pastoor kwam vragen wat er aan de hand was: gloeiend heet water dus. Of de Pastoor ook kwam toesnellen toen de jongste dochter met de mattenklopper kreeg, is niet bekend. Zelfs is niet bekend of de jongste dochter met de mattenklopper kreeg.

Op een hete woensdagmiddag was ik bijna rechtstreeks van Accordeon-met-twaalf-bassenles naar het Strandbad gegaan. Eenmaal in het Strandbad aangekomen, werd de hemel, nog voor ik het eilandje kon bereiken, zwart & alle strandbadgasten holden half gekleed naar de uitgang om zo snel mogelijk in hun Veilige Huizen op hun Opgespoten Land te komen. Door de duisternis fietste ook ik zo snel als maar kon naar huis. De duisternis was een voorbode van een verschrikkelijk onweer, maar wat was het Levensgevaarlijk!

De accordeonles was buiten Slotermeer, in de 1e Constantijn Huygensstraat. De accordeon was een geschenk van opa. De accordeonles was een geschenk van oma. Dat kwam zo. Opa had wel vier accordeons, van met weinig bassen (12) tot heel veel (120). Opa zou mij accordeon-met-12-bassen leren spelen. Je moet klein beginnen. Daartoe ging ik iedere woensdagmiddag naar de Pelikaanstraat in Amsterdam-Noord. Bij opa leerde ik echter geen accordeonspelen, althans volgens oma niet & volgens mij ook niet & volgens iedereen die mij hoorde spelen ook niet. Opa riep tijdens de lessen alleen maar ‘hardop tellen, hardop tellen, hardop tellen’. Ik telde hardop tot ik een ons woog, maar ging er niet echt beter van spelen. Verder dan één walsje heb ik het niet gebracht. Van de juf op accordeonles hoefde ik niet te tellen, maar ging er ook niet echt beter van spelen. Na een jaar ben ik gestopt: dat ene walsje kon ik nog steeds spelen. Gelukkig heb ik geen accordeon meer.

Op een dag zou het Zonsverduistering zijn. Zonsverduistering was Levensgevaarlijk, want je kon er blind van worden. Om te voorkomen dat je blind werd, moest je een brandende kaars onder een stukje glas houden, zodat het stukje glas zwart werd & jij niet blind! Vader maakte stukjes glas zwart & met een stukje zwart glas ging ik naar de Aart van der Leeuwstraat, waar niemand was, behalve Roosje. Roosje was een Klein Indisch Meisje, ongeveer even oud als mijn jongste zusje.

De Aart van der Leeuwstraat is de breedste straat van de vier die het hofje vormen; het heeft de breedte van een snelweg, maar met vooruitziende blik had men er midden op de rijweg bomen geplant, die tegenwoordig Verkeersremmers zouden heten, maar toen nog gewoon bomen heetten, omdat het verkeer nog in geen velden of wegen te zien was & dus ook niet geremd hoefde te worden. Alleen Meneer vL. uit de Aart van der Leeuwstraat had soms een auto van de zaak; een Opel die vol stond met blikken verf & ander schildersmateriaal. Meneer vL. was namelijk Huisschilder, al hield Mevrouw vL. vol dat hij Bedrijfsleider was; iedereen liet dat maar zo. Bovendien maakte Mevrouw vL. vieze rabarber! De bomen zijn weg gehaald & vervangen door geparkeerde auto’s.

Daar stond ik samen met Roosje in een verlaten Aart van der Leeuwstraat & we wisten niet wat een Zonsverduistering was, alleen dat je door het zwarte glas moest kijken, want anders werd je blind. Samen hebben we omstebeurt door het stukje zwart glas gekeken, ons ervan bewust dat we iets bijzonders mee maakten, maar er niet helemaal zeker van wat dat dan was.
Wel was het mooi.
De Zonsverduistering,
de verlaten Aart van der Leeuwstraat,
de kleine Roosje & ik.


donderdag 26 november 2015

Tonijn in blik in Slotermeer


Brood haalde je bij de bakker, tonijn in blik niet. Een heel wit (dat van binnen wit was), of een heel regeringsbrood (dat van binnen op last van de regering grijs was, zodat het brood een paar centen goedkoper was), of, als je heel arm was, een heel wit van gisteren (dat van binnen wit & oud was, tenzij je een regeringsbrood van gisteren kocht, dat dan van binnen grijs & oud was), maar zo arm waren we niet.

Bruinbrood was te duur & toen werd het ook nog niet gezond gevonden (evenals roken nog niet ongezond werd gevonden). Wit moest het zijn, zonder moderne fratsen als hele granen, zodat je een stapel van veertien klaargemaakte boterhammen door er een klap op te geven, terug kon brengen tot een zodanige hoogte dat ze allemaal in een papieren boterhamzakje pasten, gesteld dat ze niet te dik belegd waren natuurlijk, maar dat waren ze nooit, want je deed met een (1) gekookt ei vier (4) dubbele (2) boterhammen.


Het brood werd niet door de bakker gesneden, want dat moest thuis, het liefst door de Vader des Huizes, gebeuren. Vóór het eerste (witte, grijze of van gisteren) kapje er werd afgesneden, maakte de Vader des Huizes met de punt van het broodmes op de onderkant van het brood een kruisje (de bakker deed dat niet, want de bakker was niet katholiek & al was de bakker katholiek, dan had hij geen broodsnijmachine die voor het snijden van het brood met zijn messen kruisjes op de onderkant van het brood kon zetten). Bruinbrood werd pas gezond toen er Tarvo op kwam te staan, want dat stond erop, dat het gezond was. Tarvo was namelijk verpakt & gesneden bovendien. Met Tarvo is dan ook de ontroomsing ingezet. Wat overbleef was het dagelijks op de knieën bidden van de rozenkrans gedurende de twee volle mariamaanden (mei & oktober), de dagelijkse gang naar de kerk & het vierwekelijks biechten. Maar toch.


Groente haalde je bij de groenteboer, tonijn in blik niet. Ook aardappels niet, want die kwamen aan de deur. Ook de kolen kwamen aan de deur. In tegenstelling tot aardappelen, ging dat niet per kilo, maar per mud. Het mud is in 1937 officieel afgeschaft, maar in Slotermeer bestond het in de jaren vijftig nog steeds. Een mud is 100 liter. De kolen kwamen in een zak op de schouder van de kolenman het huis binnen. Achterin de box was een gedeelte afgeschut, waarin de kolen werden gestort. Het afgeschutte gedeelte bevond zich onder de trap naar de eerste verdieping. Je kon er toch niet staan & zo werd weer wat ruimte veroverd. Behalve voor de kolen werd de box gebruikt om de fietsen te stallen. Aanvankelijk één fiets, die van de vader, maar later werden het er steeds meer, vooral omdat oma uit Noord ze schonk. Zelf fietste oma niet.

Kruidenierswaren haalde je bij de melkboer, tonijn in blik niet. Ook melk niet, want die kwam zowel los als vast & zowel enkel- als dubbelgestoomd langs de deur.

Vlees haalde je bij de slager, tonijn in blik niet. Althans er moet vlees gehaald zijn, want er was touwtjesvlees (óók voor de jus) of gehakt, in de vorm van ballen op woensdag.

Vis haalde je niet bij de visboer, tonijn in blik overigens ook niet, maar dat kwam omdat er geen vis werd gegeten, ook niet op vrijdag als het touwtjesvlees & de gehaktballen ter versterving in de pan moesten blijven. Als extra versterving bleef ook de jus in de pan & werden de aardappelen, groente, eventueel vlees & jus vervangen door aardappelen, groente & boterjus. Er kwam wel een visboer door de buurt, maar er was maar één familie die vis at. Mevrouw S. uit de Aart van der Leeuwstraat durfde vis te kopen & vroeg dan aan de visboer om vissekoppen & ander visafval! (Om bouillon van te trekken, maar dat wist niemand, zodat iedereen dacht dat de arme S.-jes vissekoppen & ander visafval aten & iedereen sprak daar schande van). Wat vis betreft was het wachten op Tarvovis. (Later door meneer Iglo als visstick op de markt gebracht).

Koffie haalde je bij De Gruyter (En betere waar èn tien procent, alleen de Gruyter en vergeet ook Het Snoepje van de Week niet, later als Happy Meal bij McDonalds opgedoken), tonijn in blik niet. Altijd roodmerk & op feestdagen goudmerk; op feestdagen was er wel meer anders, margarine werd roomboter, gehaktballen werden rollade, één (1) gekookt ei kon op één (1) boterham & de zoetigheid op brood werd vervangen door eigengemaakte vleessalade -waarin het vrijdags uit het lichaam gespaarde touwtjesvlees opdook- & eigengemaakte kroketten; het moet Jezus Christus zelf geweest zijn, die deze wonderbaarlijke veranderingen bewerkstelligde & Hij ging ermee door, ook nadat het ongekruiste Tarvobrood zijn intrede had gedaan, maar dat kwam omdat we dagelijkse naar de kerk bleven gaan, in de beide mariamaanden dagelijks op de knieën bleven vallen & met Pasen een keertje extra gingen biechten.

In bruin papier verpakte Nefa haalde je bij de drogist, tonijn in blik niet. Althans in bruin papier verpakte Nefa kon je bij de drogist halen, maar waarschijnlijk gebeurde dat alleen rond de feestdagen, want het hele huis was eens in de maand vergeven van de weeë geur van uitgekookt bloed. Het kan natuurlijk zijn dat Jezus Christus ook hier een rol vervulde.

De wasserij kwam aan de deur, tonijn in blik niet. De Zwitsersche kwam voor de grote stukken, want daarvoor was het huis te klein & bovendien welke geuren zouden het huis hebben vergeven als de grote stukken wel zelf zouden zijn gewassen. Het wachten was op de Tarvowas. (Later onder de naam wasmachine voor [bijna] iedereen betaalbaar.)

Kortom alles behalve de tonijn in blik was in de buurt of kwam aan de deur. Het merendeel van de winkels was gevestigd in de Louis Couperusstraat, op het stukje tussen het Willem Paaphof & het Nico van Suchtelenhof. Op dat kleine stukje moet het afgeladen met winkels geweest zijn, want de Kapper -op zaterdag geen kinderen knippen- & de Schoenmaker zaten er ook. De Melkboer -als ie niet langs de deur ging- zat op de hoek van de Burgemeester van Tienhovengracht & de Burgemeester van de Pollstraat; gelijkvloers te bereiken via de Eduard Vetermanstraat, langs de Groenteman -met Chevrolet!- of via het trapje in de Aart van der Leeuwstraat. Alleen De Gruyter was iets uit de buurt, op de Burgemeester de Vlugtlaan, waarvoor je de open Burgemeester Fockstraat door moest, maar daar stond tegenover dat Jan Haverman er tegenover was, zodat je tussen het koffie halen & malen de nieuwe Prisma’s kon bewonderen.

MAAR WAAROM MOEST ER DAN ZO NODIG EEN VANA KOMEN?

En waarom was die helemaal niet in de buurt, laat staan dat ie aan de deur kwam? En waarom moest ik daar altijd naar toe?

Omdat Vader in het ziekenhuis lag, omdat Moeder niet kon fietsen, omdat Grote Broer op het Klein Seminarie dagelijks de wonderbaarlijke veranderingen van Jezus Christus onderging, omdat de twee Oudste Zussen zwak & zielig waren & omdat de Jongste Zus te klein was, bleef ik over.

Maar wat een winkel, die VANA! Een Zelfbedieningszaak waar geen einde aan leek te komen, evenals de boodschappenlijst die wekelijks afgewerkt moest worden & evenals de boodschappentas die, nadat de hele lijst in de vorm van boodschappen erin was gedeponeerd, met doodsverachting op het stuur werd gebalanceerd. Behalve de boodschappen op de boodschappenlijst, moest ook altijd de aanbieding worden gekocht, die pas vanaf een bepaald besteed bedrag aanbieding was. & Laat ik mij nou elke keer de tonijn in blik als aanbieding laten aansmeren & dat TERWIJL NIEMAND VAN TONIJN IN BLIK HIELD! Ik wel, maar daar werd niet naar gevraagd. Nee, ik mocht elke aanbieding kopen, als het maar geen tonijn in blik was. Ik ben wel eens met twee (2) blikken tonijn thuis gekomen!

Heerlijk, tonijn in blik!

zaterdag 7 november 2015

Rock 'n' Roll in Slotermeer


“Irene, goodnight Irene, Irene goodnight, goodnight Irene, goodnight Irene, i’ll see you in my dream”, zong ome Arie, terwijl hij het draaimolentje van de speeltuin aan de Baarsjesweg rond draaide; het was natuurlijk geen echte draaimolen, maar meer een vergroot plateau, waarop het scrabblebord werd gezet & nog later de diverse zoutjes.

“Een oude zeeman kan ‘s–nachts niet slapen, een groot verlangen drijft hem naar de haven. Daar staat hij uren lang & tuurt dan naar de zee”, klonk het op een 78–toerenplaat in Amsterdam-Noord uit de pickup van opa; het was een echte pickup in een heus audiomeubel, dat toen natuurlijk nog geen audiomeubel heette, want van audio had niemand toen nog gehoord.

Met deze muzikale bagage kwam ik Slotermeer binnen. Rock ‘n’ roll was ver te zoeken in Slotermeer. Veel Reebruine Ogen (we zongen wat anders uiteraard) en Paardehoofdstellen Aan De Muur, maar gelukkig ook Red Sails In The Sunset, die mij voorgeschoteld werden door ‘oom’ Toon van Kampen (geen echte oom, vandaar de aanhalingstekens, getrouwd met ‘tante’ Paula), die de 78-toerenplaat met veel rituelen opzette & verwachtte dat je dan stil was & met gesloten ogen luisterde (bij de Platters viel dat wel mee, maar helaas draaide hij ook veel operette). Oom Toon streelde zijn platen & boeken!

Op de Slotermeerlaan had ene Herr Grünhutt een platenzaak. De Slotermeerlaan zou alleen al door zijn naam de belangrijkste laan van Slotermeer moeten zijn; niet genoemd naar een Belangrijk Schrijver der Twintigste Eeuw, niet genoemd naar een Filosoof & zelfs niet genoemd naar een Burgemeester. Nee, genoemd naar Slotermeer zelf! Helaas is de Slotermeerlaan nooit geworden tot de Champs-Élysées van Slotermeer. Verder dan een markt, een vakbondsgebouw, de eerste Supermarkt van Slotermeer (de VANA,) & het architectonische hoogstandje De Verfdoos, waarin dus Herr Grünhutt huisde, heeft de Slotermeerlaan het in die jaren nooit gebracht.

Van Herr Grünhutt werd beweerd dat hij fout was geweest in de Oorlog, maar dat werd toendertijd altijd van elke Duitser beweerd. Wel is waar dat Herr Grünhutt voor de radio zong. Ook is waar dat hij Duitse Liederen voor de radio zong. Onbekend is of er ooit iemand zo vlak na de oorlog naar Duitse liederen op de radio luisterde (later werd wel geluisterd naar Pack Die Badehose Ein van Connie Fröboess, maar dat kwam waarschijnlijk omdat Badehose geen enkele associatie met de Oorlog opriep, omdat de Duitser alleen maar fietsen afpakte & geen zwempakken of -broeken).

Op de Burgemeester de Vlugtlaan had Meneer Kraaipoel een winkel voor elektrische apparaten. Meneer Kraaipoel zat links van de Burgemeester Fokstraat (komende van de Arthur van Schendelstraat). Op het zelfde stukje zat Meneer Eijpe, waar een zakje patat een kwartje kostte, evenveel als in de rest van Nederland. Toen, door droogte of overstromingen, de aardappeloogst mislukte & de prijs van aardappelen dus omhoog ging, kostte een zakje patat in een klap 5 cent meer & dus 30 cent. Dit heeft in Nederland bijna een opstand veroorzaakt.


Net als zijn collega Meneer Kraaipoel op de Burgemeester de Vlugtlaan, had Herr Grünhutt wekelijks de Amerikaanse top vijftig buiten hangen & had daarop díe platen omcirkeld, die hij in huis had; meestal waren dat er niet meer dan een stuk of drie. Hoe de andere zevenenveertig klonken bleef gissen. Kraaipoel verkocht platen als bijprodukt naast gloeilampen, strijkbouten & radio’s, zodat er wat platen betreft minder viel te genieten; de naam Meneer Kraaipoel heeft wel een hoger rock ‘n’ rollgehalte dan de naam Herr Grünhutt. Het was altijd moeilijk kiezen in Slotermeer.


Via de draadomroep kwam De Goede Duitser binnen. Van de draadomroep kreeg je een luidspreker, die je met een snoertje verbond aan een zwarte Bakelietenschakelaar, waarop vier keuzemogelijkheden waren aangebracht: Hilversum 1, Hilversum 2 en omdat Nederland in die tijd niets meer te bieden had werd op 3 & 4 de rest van Europa geselecteerd uitgezonden. Nadat het prachtige siesteem van de draadomroep was afgebroken, omdat iedereen meer wilde dan Hilversum 1, Hilversum 2 & een selectie van Europa, werden jaren later opnieuw draden door heel Nederland gelegd, maar toen was men zo verstandig om het kabel te noemen, hetgeen veel betrouwbaarder klinkt dan draad. Door een kabel kan ook meer dan door een draad.

Kon een Duitser in die jaren goed zijn? Jawel, dat kon, als hij maar geen Duitser was. De Engelsman Chris Howland was na de Oorlog in Duitsland blijven hangen & maakte behalve Duitse versies van Amerikaanse liedjes (Fräulein) ook een radioprogramma & wel een radioprogramma met De Amerikaanse Hitparade. Helaas werd dat programma van de Nordwestdeutscher Rundfunk ‘s avonds laat uitgezonden als iedereen al boven in bed lag (in die tijd lag iedereen vaak al vroeg in bed, want je kon toch niet maar blijven ganzeborden, pinda’s pellen & de kachel met viertjes of drietjes bijvullen, wat ook veel te duur zou worden), terwijl de draadomroepknop beneden aan de muur zat & de bijbehorende luidspreker niet ver daar vandaan beneden in de huiskamer stond. Iemand moet op het geniale idee gekomen zijn dat het niet uitmaakte hoe lang de draad tussen knop & luidspreker was; met behulp van tien meter draad werd de luidspreker naar boven gebracht, zodat iedereen met open slaapkamerdeur of slaapzolderluik kon genieten van De Amerikaanse Hitparade. It doesn’t matter anymore opstijgend uit het donker, want de lichten aan laten zou natuurlijk ook te duur worden.

Zo kwam rock ‘n’ roll toch nog Slotermeer binnen, al blijft het natuurlijk verschrikkelijk om op de vraag “Wat deed jij op het moment dat Buddy Holly neerstortte?” te moeten antwoorden: “Ik luisterde in Slotermeer in de Arthur van Schendelstraat in bed naar de met behulp van een verlengsnoer op de overloop geplaatste luidspreker van de draadomroep & hoorde bij Chris Howland Pat Boone Bernadine zingen”.


zondag 1 november 2015

De Lourdesscholen in Slotermeer


Op die dag in september (vakantiespreiding bestond nog niet, vakantie bestond nog niet; de scholen waren weliswaar gesloten, maar de kinderen bleven gewoon thuis of gingen als de omgedraaide centen het toelieten, naar de vakantieschool, of werden uitgezonden met de arme kinderen uit de parochie naar de Achterhoek) gingen drie van de vier kinderen naar de Lourdesscholen.

De eerste ging naar de school in de Burgemeester Eliasstraat, dat was pakweg de Arthur van Schendelstraat uitlopen & je botste tegen de Lourdesschool op. Veel was er niet te zien in de Arthur van Schendelstraat, het eerste stuk ging nog, want daar woonden aan de linkerkant de buren tot en met nummer 11 & aan de rechterkant lag het verboden grasveld. Daarna ging de straat wel door, maar er stonden geen huizen meer langs, althans geen huizen waar je naar binnen kon, wel aan de rechterkant de achterkanten (& achtertuintjes!) van de huizen aan de Menno ter Braakstraat, de Marsmanstraat, de Frank van der Goesstraat & de Israël Queridostraat (kortom H.J.M.F. Lodewick, leraar aan de Gemeentelijke H.B.S. A & B te Maastricht, Geschiedenis & Bloemlezing, tweede deel, Omstreeks 1880 tot heden, maar die kwam pas op het Pius X Lyceum & dat stond niet in Slotermeer, maar in Overtoomse Veld; ook heel erg) & aan de linkerkant nog onbebouwde grond, waar later een Openbare Stinksigare School zou komen. De huizen in de genoemde straten waren zogenoemde duplexwoningen oftewel de benedenverdieping & eerste verdieping hadden niet dezelfde bewoners; ze werden, vanwege hun grootte dan ook vooral bewoond door oude vrijsters, maar dat was je al jong, in die jaren.

Als je de kaart van Slotermeer bestudeert zie je dat alle grote, belangrijke, brede, doorgaande straten & wegen de namen van Burgemeesters dragen, terwijl de door deze burgemeesterstraten ingesloten kleine, onbelangrijke, smalle, weliswaar nog net niet doodlopende straten de namen van Schrijvers dragen; dit is iets om over na te denken.

Maar goed, aan het einde van de Arthur van Schendelstraat stond dus de Lourdesschool. Dat was twee keer schrikken als je van de Broeder-, dan wel Zusterschool kwam: Ten eerste waren er geen Broeders of Zusters & ten tweede was het helemaal geen School, maar een Noodschool. Dat beloofde niet veel goeds: een Noodschool zonder Broeders of Zusters & ook nog met jongens & meisjes bij & door elkaar. De drie kinderen splitsten zich & de jongste betrad de Noodschool in de Burgemeester Eliasstraat & werd daar hoogst persoonlijk verwelkomd door Het Hoofd Ener Roomsch Katholieke Noodschool, Meester Bos, die, als hij jarig was van alle kinderen op school een Sigaar kreeg, want toen mocht er nog op school gerookt worden (& hoe!), nog net niet door de kinderen, maar wel door de Meesters & Juffrouwen.

Het oudste kind was zo verstandig geweest na de Lagere School af te reizen naar het Klein Seminarie Hageveld, zodat hem de Noodschool bespaard bleef & hem iedere twee weken een koffertje met schone was & rookworst & kaas door Bode Buts werd aangereikt & dat terwijl de andere vier kinderen brood met suiker aten of met één (1!) ei vier (4!) boterhammen belegden; de oudste heeft dus nauwelijks in Slotermeer gewoond, maar heeft dit later goed gemaakt door in een nog vreselijker buitenwijk, want niet in Amsterdam, te gaan wonen.


De twee andere kinderen zetten hun tocht door het nog steeds barre Slotermeer voort. Eén ging naar het uiterste einde van de Jacob van Maerlantstraat (dat was & is toch al een straat waarvan je steeds denkt dat ie afgelopen is, maar na elk hokkenblok staat er weer een ander hokkenblok, dat pas te zien is als je het ene hokkenblok voorbij bent & voorbij het laatste hokkenblok stond de Noodschool) & werd hoogst persoonlijk verwelkomd door Het Hoofd Ener Roomsch Katholieke Noodschool, Meester Bos, die, als hij jarig was van alle kinderen op school een Sigaar kreeg, want toen mocht er zelfs in de klas nog gerookt worden (& hoe!). Zo had Meester Stoek (van de zesde) altijd een versleten aktetasje bij zich, waarin alleen maar pakjes Gold Spur zaten , een toen al zeer goedkoop, zeer nicotinerijk & zeer teerrijk sigarettenmerk.


De derde moest tot achter het Confuciusplein lopen, alwaar de derde Noodschool stond & werd daar hoogst persoonlijk verwelkomd door Meester Bos, Het Hoofd Ener Roomsch Katholieke Noodschool, die, als hij jarig was van alle kinderen op school een Sigaar kreeg, want toen mocht er nog gerookt worden (& hoe!).

Confucius was toch geen Schrijver der Twintigste Eeuw, laat staan een Burgemeester; neen, Confucius was een filosoof (die uiteraard ook schreef) & bevond zich in Slotermeer in het illustere gezelschap van onder meer Descartes, Rousseau, Hume, Schopenhauer & Diderot, die allemaal door de bewoners steevast verkeerd werden uitgesproken. Iemand op het stadhuis moet dit met satanisch genoegen hebben bedacht. Gelukkig was er ook een Bierens de Haanstraat. Overigens woonden de Rijken van Slotermeer in de straten vernoemd naar Aristoteles & Plato; ook dit is iets om over na te denken.


Waarom er drie Noodscholen onder dezelfde naam waren is geen mysterie: Elke Noodschool herbergde slechts vier lokalen met in het midden een kamertje voor Het Hoofd Ener Roomsch Katholieke Noodschool; in het kinderrijke, grotendeels roomse Slotermeer, waren vanaf het begin al tenminste 2x6 klassen nodig om alle kinderen te kunnen leren waartoe zij op aarde zijn. Twee maal zes klassen maakt 12 klassen maakt drie Noodscholen met elk vier lokalen & in het midden een kamertje voor Het Hoofd Ener Roomsch Katholieke Noodschool.

Hoe Meester Bos, de sigaar in de hand, op elke Noodschool aanwezig kon zijn is tot op de dag van vandaag onopgelost gebleven. Echter, naast sigaren roken had Meester Bos nog een hobby & wel, Maria de Vrouwe van Alle Volkeren. Deze Maria verscheen op 25 maart 1945, Maria Boodschap, aan een eenvoudige vrouw, Ida Peerdeman. Toen Ida aan de verschijning vroeg of zij Maria is, antwoordde de verschijning ‘Ze zullen mij de Vrouwe noemen’. Wel 56 keer is deze Vrouwe verschenen. Of Ida ook 56 keer gevraagd heeft of de verschijning Maria is, is niet bekend.

Het kan dus zijn dat Meester Bos maar op één plaats werkelijk aanwezig was & op de andere twee plaatsen slechts verscheen.


donderdag 22 oktober 2015

De scholen niet in Slotermeer



Ze hadden een huisje, een tuintje & een Kerk, maar hoe zat het met de school? Voor het tuintje gingen op een donkere avond de vader & de jongste zoon tegels stelen, want die lagen er genoeg los, want Slotermeer zou nog jarenlang een bouwput blijven. Jawel stélen, die Roomse vader met zijn Roomse zoon, want geld was er niet veel & moeder moest toch in de tuin kunnen zitten (niet op de tegels natuurlijk, maar op een echte tuinstoel, die echter niet in de aarde kon staan, want daar kwamen afrikaantjes & viooltjes) & aan een bouwput zo vol geladen mist men één, twee, twintig tegels niet, zo werd aanvankelijk gedacht, maar weldra ging in de buurt het gerucht dat de tegels in de tuin gecontroleerd zouden worden, maar aan de tegels was zo te zien niets te zien waardoor ze er anders uit zouden zien dan gewoon gekochte tegels eruit zouden zien, dus met een groot schuldgevoel & elke keer een groot schrikken als de bel ging, bleven de tegels waar ze waren: onder moeders tuinstoel.

Maar hoe zat het met de school? Met vier schoolgaande kinderen was dat niet iets dat licht kon worden opgevat. De verhuizing vond tijdens een schooljaar plaats, weliswaar aan het begin, maar het werd onverantwoord geacht de kinderen tussentijds te verplaatsen naar de al wel aanwezige Roomse Noodscholen, zodat zes keer per week de kinderen van de Arthur van Schendelstraat naar de jongensschool in de Cornelis Dirkszstraat (de twee jongens) en de meisjesschool in de Chasséstraat (de twee meisjes) moesten lopen & 's middags weer terug natuurlijk. Voor fietsen was er toen nog geen geld; er was één fiets in huis & die was van de vader, die deze voor zijn werk nodig had, want hij zat in de zogenoemde buitendienst van de Arbeidsinspectie & zo'n fiets leverde tijdens de buitendienst een kilometervergoeding van zes cent per kilometer op, die maandelijks kilometer voor kilometer uitgerekend moest worden, tot op de kilometer & cent nauwkeurig, waarna elke cent omgedraaid moest worden, want dat moest elk geldstuk in die tijd.

Zoals nu nog steeds, komt enige maanden na het begin van het schooljaar de winter. Het verschil met nu is dat het toen altijd Een Strenge Winter was & ga er maar aan staan om in Een Strenge Winter van de Arthur van Schendelstraat naar de Cornelis Dirkszstraat of de Chasséstraat te lopen.

Voor wie onbekend is met de plattegrond van het toen onherbergzame gebied tussen Nieuw West & Oud West: Van de Arthur van Schendelstraat ploegde je door het zand naar de dichtstbijzijnde bestrating: de Burgemeester Roëllstraat, die niets anders was dan het verlengde van de Jan van Galenstraat, welke laatste helemaal tot aan de Hoofdweg moest worden afgelopen. Zomers een prachtige wandeling langs opgespoten, levensgevaarlijke, want je kon er in weg zakken, stukken land met hier & daar een verdwaald konijn & een eenzame heimachine, doch in Een Strenge Winter een tocht die deed denken aan Willem Barendszoon & andere doodgevroren helden, want in de Jan van Galenstraat was de gevoelstemperatuur, die toen nog niet bestond, maar je voelde hem al wel, tijdens Een Strenge Winter altijd min veertig. Bij de Hoofdweg ging je rechtsaf naar het Mercatorplein & volgde van daar af de Jan Evertsenstraat tot respectievelijk Cornelis Dirkszstraat en (over een stukje Admiraal de Ruiterweg) Chasséstraat. Door de beschutting van de daar gebouwde huizen steeg de gevoelstemperatuur na het verlaten van de Jan van Galenstraat tot min twintig.

En zo bracht de vader, als de sneeuwstorm met gevoelskracht achtentwintig over de Jan van Galenstraat joeg, de drie jongste kinderen op de fiets de Jan van Galenstraat af. Eén voor één achter vaders beschuttende rug, terwijl de andere twee onder leiding van de oudste zoon gingen lopen. Als de eerste was afgeleverd bij de beschutting van de Hoofdweg, fietste hij terug om de volgende op te halen & vervolgens nog een keer (de oudste zoon liep uiteraard het hele stuk, want die zat al in de zesde) & zowel heen als terug had hij wind tegen, want op de Jan van Galenstraat had je altijd wind tegen. En dan te bedenken dat deze kilometers niet konden worden gedeclareerd. Zo ging het die hele winter door. Terug werd het hele stuk gelopen, maar dan wachtte thuis de kolenkachel, zodat het leed snel geleden was.

En in de Burgemeester Eliasstraat, aan het einde van de Jacob van Maerlantstraat & achter het Confuciusplein wachtte het Hoofd Ener Roomsch Katholieke Noodschool, Meester Bos, een jaar lang vergeefs op de kinderen van de Arthur van Schendelstraat nummer 2.


woensdag 14 oktober 2015

De kerk in Slotermeer



Ze waren verhuisd & God zag dat het goed was. Alleen was God vergeten een Kerk te stichten in het Nieuwe Land, dat opgespoten was met zand uit de daardoor ontstane Sloterplas. Maar Hij had het goed voor met de zeven in de Arthur van Schendelstraat. Nee, Hij was ze niet vergeten, al dachten zij dat in den beginne natuurlijk wel, als zij om ter kerke te gaan weer terug moesten naar het Oude Land, naar de Robert Scottstraat, wat toch weer gauw een half uur lopen was, een half uur heen & een half uur terug wel te verstaan. Nee, God had grootsere plannen met de zeven.

Om te beginnen had Hij ze in Arthur van Schendelstraat nummer twee neer geplant, zodat hij op nummer één een Pastoor, voorzien van huishoudster & later ook van autoscooter, kon planten. Een echte Pastoor, weliswaar nog zonder kerk, maar al wel met toog, kwast, wijwaterbak gevuld met wijwater -waarmee Arthur van Schendelstraat 2 werd ingezegend, zodat er niets maar dan ook niets meer mis zou kunnen gaan-, kelk, brood, wijn & alle andere parafernalia, die nodig zijn om de Heilige Mis op te dragen.

Dat mis opdragen deed hij dus in de Josefkerk aan de Robert Scottstraat, weliswaar op een zijaltaar, maar, ook is waar, er was nog maar sprake van een handje vol parochianen, pakweg zeven, gehuisvest op Arthur van Schendelstraat 2.

(Voor wie onbekend is met de plattegrond van Slotermeer: De Arthur van Schendelstraat, althans de nummers één tot & met elf, vormt met de achterzijden van [een deel van] de Herman de Man-, de Herman Poort- & [een deel van] de Aart van der Leeuwstraat een heus hofje, met in het midden de zogenoemde Gemeenschappelijke Tuin, waar overigens niets gemeenschappelijks aan was, dan dat het in het midden lag, want de voor het grootste deel uit een grasveld bestaande Gemeenschappelijke Tuin mocht níet betreden worden, zelfs niet om te voetballen & al helemaal niet om de van de straat het grasveld opgerolde bal terug te halen; het gras was er slechts om naar te kijken & je zo inderdaad in een Tuinstad te wanen; een Tuinstad wier tuinen je onberoerd moest laten dus. Om de Gemeenschappelijke Tuin liggen de Niet Gemeenschappelijke Tuintjes van de bewoners van de Herman de Man-, de Herman Poort- &, met een straatje ertussen, de Aart van der Leeuwstraat, die alleen door de bewoners mochten worden betreden. Ieder alleen zijn eigen tuintje natuurlijk! Slotermeer was geen Jordaan! & Koffie kon je elkaar ook over de heg aanreiken! De bewoners van de Arthur van Schendelstraat 1-11 hadden hun Niet Gemeenschappelijke Tuintjes aan de achterkant, dus buiten het hofje; wel golden er dezelfde regels.)

Gelukkig stroomde het hofje vol met voornamelijk Rooms Katholieken, alleen in de Herman de Manstraat & de Herman Poortstraat vestigden zich helaas ook wat andersgezinden, waaronder zelfs ongelovigen! Ook in de omringende hofjes zou de KVP het later goed gaan doen, zodat er voor de Pastoor al gauw werk genoeg was om een eigen Kerk te hebben. De Onze Lieve Vrouw Van Lourdeskerk zou ie gaan heten. Waarom is nooit duidelijk geworden. (Was de Pastoor ooit wonderbaarlijk genezen of zag hij een vreselijke ziekte in de toekomst?)

Een Pastoor, een Dienstmeid & een Naam. Voor het Bisdom blijkbaar genoeg om een kerk te bouwen. Geen echte Kerk natuurlijk, want je wist maar nooit in die moderne tijden. Nee, een Noodkerk. De pastoor werd hierdoor geen Noodpastoor maar een Bouwpastoor. Niet dat hij zelf bouwde. Het enige dat hij deed was pannenbier drinken, toen het dak erop zat. Het bier, dat toen nog pannebier heette, werd geschonken door de bisschop. Overigens zou het voor een Rooms Katholieke kerk toepasselijker zijn als er pannewijn zou zijn geschonken. Ooit een bouwvakker in de jaren 50 wijn zien drinken?

Wat waren we er blij mee, met de Noodkerk. Wij, de zeven van Arthur van Schendelstraat 2, want één ding had Mijnheer Pastoor ons duidelijk gemaakt: Wij zouden onverbrekelijk verbonden zijn met de Onze Lieve Vrouw Van Lourdeskerk: Vader zou onbezoldigd koster worden, de jongste zoon misdienaar, de oudste zoon naar het Klein Seminarie Hageveld gaan & bij de inzegening van het huis had hij ook al bij God bedongen dat tenminste één van de dochters Non zou worden. En dat allemaal vanuit een Noodkerkje. Nog een geluk dat er niet meteen een Onze Lieve Vrouw Van Lourdes Noodkathedraal is gebouwd!

En zo kwam er naast de kippenhokken een Noodschaapskooi in Slotermeer, waarin werd gedoopt, getrouwd, gevormd, gerouwd, ge-eerste-communiet, ge-plechtige-communiet, gezongen, gebeden, gemist, gehoogmist, gelofd, genoveend, ge-uitvaart, gepreekt & natuurlijk geknield op knielkussentje dat het een lust was.

Gelukkig was het iets minder dan een half uur lopen.
De Pastoor ging met de autoscooter & zijn twee Kapelaans gingen op de fiets.
Mijn eerste fiets is bij de Noodkerk gestolen.
Dat zaaide de eerste twijfel.
(Er loert in de bergen.....)

vrijdag 9 oktober 2015

Wandelen naar Slotermeer

De geschiedenis van Slotermeer begint met wandelen op zondagmiddag van de Baarsjesweg naar wat toen nog tuinstad Slotermeer moest worden. Met z'n zessen op drie kamers (een kamer en suite & een slaapkamer) op 121 beletage & het vijfde kind op komst. Die beletage was, in tegenstelling tot wat de woordenboeken willen doen geloven, niet de eerste verdieping van een voornaam huis, kasteel of paleis & ook niet te bereiken via een monumentale trappartij, maar was de enige verdieping (van drie) die met een betonnen buitentrap te bereiken was. Op de andere verdiepingen woonden andere mensen, die, na de buitentrap beklommen te hebben, ook nog een binnentrap moesten nemen.

Daar moest verandering in komen, in die kleine behuizing. De ouders waren lekker gemaakt met een huisje & een tuintje & in ieder geval meer ruimte dan op die beletage, waar vier kinderen op één kamer sliepen & speelden. Gelukkig bestond toen het tweepersoonsopklapbed nog. Twee tweepersoonsopklapbedden stonden op dat kamertje, dat niet veel groter was dan dat er twee tweepersoonsopklapbedden uitgeklapt konden staan. Ingeklapt was er dus een enorme speelruimte ter grootte van twee tweepersoonsopklapbedden, waar in tegenstelling tot buiten, de bal niet te water kon raken & dus niet met behulp van een emmer aan een touw eruit gevist moest worden. De Baarsjes is een water.

Toch was het dringen geblazen, daar tussen die twee opgeklapte tweepersoonsopklapbedden: De jongste zoon is ooit uit het raam gevallen dan wel geduwd & met zijn rug bovenop het kruiwagentje van het buurjongetje beneden terecht gekomen. Drie weken rust werd hem door dokter Ephraim voorgeschreven; jaren later werden die drie weken rust zeven jaar in een korset.

In het ene uitgeklapte tweepersoonsopklapbed sliepen de twee meisjes & in het andere uitgeklapte tweepersoonsopklapbed de twee jongens. Ze waren met z'n vieren binnen zes jaar geboren, dus wat betreft afmetingen ontliepen ze elkaar niet zo veel. Het was duidelijk dat zij niet tot in lengte van dagen in die twee tweepersoonsopklapbedden konden blijven slapen. Het was begin jaren vijftig & ze waren Rooms-Katholiek.

Van de Baarsjesweg lopen naar de Arthur van Schendelstraat. Dat is gauw een uur lopen. Het was iedere zondagmiddag weer een tocht over nog niet bestrate straten & langs nog niet bevensterde ramen. Dus veel meer dan nog niet affe huizen was er niet te zien. Toch gingen ze iedere zondagmiddag weer vol goede moed op weg. Het laatste stuk ging steevast door het zand & omdat de vijfde net geboren was, betekende dat dat er een kinderwagen door dat zand moest worden gezeuld.

Die vijfde was in de donkere dagen rond Sinterklaas gekomen, niet op de Baarsjesweg, maar in het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis, waar ze tot overmaat van ramp in de couveuse terecht kwam. Nog meer overmaat van ramp: Opa, de ex-timmerman, die nog wel speelgoed, zoals een winkeltje, een garage &, hoe kan het anders, een altaartje voor de kinderen had getimmerd, ging tegelijkertijd dood & de jongste zoon kreeg op dat zelfde moment de mazelen, waarmee hij naar Amsterdam-Noord werd versleept & daar bij de andere opa, de ex-lampenist, die de koninklijke trein nog had verlicht, op twee tot bed omgebouwde stoelen werd gelegd. Hij kreeg daar wel veel Sinterklaascadeautjes, niet alleen van de Sinterklaas van opa & oma, maar ook van de Sinterklaas van Tante Jo & Ome Herman. Beide Sinterklazen kwamen op de Baarsjesweg niet langs.

Maar na een uur zeulen was het er dan altijd weer: het nieuwe huis. Het was aanvankelijk uiteraard nog niet zoveel, dat nieuwe huis (en veel zou het ook nooit worden: Tuinstad Slotermeer is een grote verzameling kippenhokken, waar architecten van heinde & ver vol bewondering niet over uitgepraat raken). Onwetend van wat hen te wachten stond keken ze hun ogen uit naar het nieuwe huis, wat niet zomaar een kippenhok was, nee, het was een eensgezinskippenhok, waar ze niet meer met z'n vieren op één kamertje zouden hoeven slapen. Nee, nog slechts met z'n tweeën. Als dat geen vooruitgang is.