dinsdag 15 december 2015

In Slotermeer kan er niets mis gaan



Als je naast de Bouwpastoor woont kan er eigenlijk niets mis gaan. Een Bouwpastoor is een pastoor die een parochie binnenkomt waar nog geen kerk is; hij wordt geacht deze te bouwen. Niet zelf natuurlijk, want dat kan hij niet. Hij kan eigenlijk niets, zelfs geen gras knippen, want zijn gras werd door mijn vader geknipt & aangezien de Bouwpastoor met zijn Meid & later twee meiden, want er kwamen twee kapelaans, te weten De J. & De H., bij & die moesten ook worden verzorgd, een veel groter huis had dan wij, was ook zijn tuin & dus zijn grasveld veel groter. Het knippen van het gras ging in die jaren nog op de knieën met de grasschaar, ook te gebruiken als heggeschaar. Ook heggen knippen kon de Bouwpastoor niet, terwijl om een grote tuin ook meer heg staat. Mijn vader kon wel gras knippen & heggen knippen.

Het huis is gezegend & dus kan er niets mis gaan. Dat kon de Bouwpastoor wel, een huis zegenen. Gewapend met een wijwatervat, dat hij overigens niet zelf hoefde vast te houden, want daar had hij een misdienaar voor, & een wijwaterkwast, die hij dus wel zelf moest vasthouden, trok hij door het hele huis, onderwijl het hele huis natspattend & steeds roepend: God, zegen dit huis & allen die het bewonen, alsof God met hem mee liep door het hele huis. Op zolder zijn God & de Bouwpastoor waarschijnlijk niet geweest, gezien de zonden die daar gepleegd zijn.

Een deel van het gezin gaat iedere dag om zeven uur naar de kerk & dus kan er niets mis gaan. Iedere dag om zeven uur naar de kerk, betekende iedere dag om zes uur opstaan; vader moest al om half zeven aanwezig zijn (dus die stond nog eerder op, maar die had een fiets!) om de kaarsen aan te steken, de hosties te bakken, de hosties voor te zegenen, de hosties te proeven om vast te stellen dat ze nog niet waren getransformeerd tot Mijn Lichaam, de fles Miswijn te openen, de Miswijn te proeven om te checken of deze nog niet was getransformeerd tot Mijn Bloed, de albe te strijken, het kazuifel af te schuieren, kortom alles te doen wat de Bouwpastoor niet zelf kon.

Tussen zes uur & zeven uur 's morgens zond de Draadomroep de AFN (American Forces Network) uit, zodat ik met Just ask your heart van Frankie Avalon in mijn hoofd de tocht naar de Noodkerk kon maken. Op de terugweg kon ik dan de achterkant (b-side) Two fools zingen. Het zal duidelijk zijn dat dit een zeer religieus singletje was: God zit in je hart & alleen gekken gaan voor dag & dauw naar de kerk. Als misdienaar hoefde ik pas om kwart voor zeven aanwezig te zijn, want er moet nog wel een jurk worden aangedaan. Mijn moeder, die als vrouw geen religieuze taken mocht uitvoeren, hoefde pas om zeven uur aanwezig te zijn.

Iedereen weet dat hij of zij op aarde is om God te dienen & daardoor hier & in het hiernamaals gelukkig te zijn & dus kan er niets mis gaan. Dit was het antwoord op de eerste vraag van de Schoolkatechismus. Het waren veel meer vragen & antwoorden, maar die zijn vergeten & waarschijnlijk overbodig geworden. De Katechismus werd op school overhoord & moest dus uit het hoofd worden geleerd. André S. & ik hadden uitgevonden dat het Katechismus leren beter ging als één van beide op de schommel op zolder schommelde & de ander op bed zat of lag (als er werd geschommeld, moest de ander wel op bed, anders werd hij omver geschommeld; het was de zolder van de Bouwpastoor niet!). De vragen werden vanaf het bed gesteld, de antwoorden kwamen vanaf de schommel. Dit systeem heeft er in ieder geval voor gezorgd dat één vraag & één antwoord in het geheugen zijn blijven hangen. In 1964 is de Schoolkatechismus afgeschaft, omdat de ´zware theologische inhoud en de methode van vraag en antwoord niet langer bij de geloofs- en leefwereld van schoolkinderen paste’. Sindsdien moeten we dit missen: Waarom zijn de drie goddelijke Personen één God? De drie goddelijke Personen zijn één God, omdat Zij alle drie één en hetzelfde goddelijk Wezen hebben. Dit konden we pas in de zesde klas begrijpen.

Onze Lieve Vrouw van Lourdes waakt over de parochie & dus kan er niets mis gaan. Een bedevaart naar Lourdes zat er niet in voor ons. Voor ons was het behelpen met een bedevaart naar Heiloo, met de bus. Dus niet naar Onze Lieve Vrouw van Lourdes, maar naar Onze Lieve Vrouwe ter Nood. Gelukkig hoefden we er niet heen te kruipen.

Iedereen krijgt nieuwe kleren bij eerste communie & dus kan er niets mis gaan. De eerste communie, de woorden zeggen het al, is de eerste keer dat je als kind de communie krijgt. Voor de niet ingewijden: Communie betekent gemeenschap met lichaam en bloed van Jezus in de vorm van brood en wijn. Schrik niet, de kinderen (& trouwens ook de volwassenen) kregen alleen het brood in de vorm van een rond ouweltje (hostie). Bij die eerste communie gingen de meisjes als vrouwtjes in het lang wit & de jongetjes als mannetjes in het zwart. Er werd maanden voor geoefend, want het valt niet mee om te voorkomen dat de hostie tegen het gehemelte plakte, want daar was ie met de tong niet van af te krijgen (het was namelijk ten strengste verboden de hostie met de handen aan te raken: dat moest als dagelijkse zonde worden gebiecht [zie verderop]).

Iedereen krijgt nieuwe kleren bij de plechtige communie & dus kan er niets mis gaan. Als twaalfjarige in de zesde klas van de lagere school werd je geacht zelf te kunnen kiezen voor het Roomse Geloof door de beloften die bij de doop voor jou zijn gedaan zelf opnieuw te beloven. Voor mijn plechtige communie, het is 1959, Buddy Holly is net neergestort & Pat Boone staat met een bolo tie, waarvan niemand toen nog wist dat dat een bolo tie heette, in de Tuney Tunes, wil ik ook zo'n bolotie, want anders zou het een Stropdas worden & Stropdassen hadden toen al een laag rock 'n' roll gehalte & ook wilde ik een rood-zwart gestreept colbert & een zwarte broek met nauwe pijpen & puntschoenen & een gestreept overhemd, dat in die jaren nog geen Verkeerd Overhemd was, zeker niet als je de kraag ervan omhoog omhoog zette, wat als nadeel had dat een groter oppervlak van de kraag vies werd, maar als voordeel dat het verplicht kort gedragen haar toch enigszins over de kraag viel, zodat het langer leek dan het in werkelijkheid was. Ook in die jaren had elk nadeel al zijn voordeel!

Iedereen krijgt nieuwe kleren bij het vormsel & dus kan er niets mis gaan. Ze blijven aan de gang: bij het vormsel hernieuw je niet je doopbeloften, maar bevestig je ze. Het verschil met de plechtige communie is dat je ter gelegenheid van het het vormsel een naam van een Heilige kreeg. Die van mij was Don Bosco, zo was hij althans bekend, maar omdat Don geen naam was, kreeg ik als officiële naam bij mijn vormsel Joannes Bosco (zonder h) uitgereikt. Wat ik met die naam moest, is mij tot op de dag van vandaag onduidelijk gebleven. Joannes Bosco had iets met kinderen; maar dat had elke Heilige! Mijn vader kreeg toen hij tien jaar onbezoldigd koster was geweest van de Bouwpastoor het uit twee delen bestaande standaardwerk Met de Heiligen het jaar rond, waarin alle Heiligen, dus ook Don Bosco, stonden beschreven. Helaas is het standaardwerk verdwenen, zodat ik nooit meer te weten zal komen wat Don Bosco met kinderen deed. Verenigingen met de naam Don Bosco doen allemaal iets met kinderen.

Vóór dat er op school met de les wordt begonnen, wordt er gebeden & dus kan er niets mis gaan. Het bidden moet uiteraard met de ogen dicht. De meester of de juf was hiervan vrijgesteld, want die moest opletten of iedereen wel de ogen dicht had. Ook gluren door de oogleden was niet toegestaan.

Op vrijdag wordt er geen vlees gegeten & dus kan er niets mis gaan. De hele dag geen vlees of vleeswaren eten, dus ook niet als de zon onder is als gekken ballen gehakt & lappen touwtjesvlees naar binnen werken. Het verbod op vlees eten op vrijdag is pas in 1989 afgeschaft.

Eens per jaar lopen we de Stille Omgang & dus kan er niets mis gaan. We zijn in dit geval Vader & ik; vrouwen mochten niet meelopen. Zoals de naam al zegt, mocht er ook niet worden gesproken. Niet dat je daar nou zo’n zin in had, ’s morgens vroeg als het nog donker is. De omgang had te maken met een uitgebraakte hostie, die maar niet wilde verbranden & die, als ie naar de pastoor was gebracht, eigenhandig weer naar het huis terugkeerde. Dit was dus een wonder. De omgang was stil, want dan viel de omgang niet onder het processieverbod. De omstanders waren niet stil: Uitgescholden werd je door dronken mannen & schaars geklede dames. Was er toch nog wat te zien.

In de maanden mei & oktober wordt elke dag op de knieën de rozenkrans gebeden & dus kan er niets mis gaan. De hele rozenkrans & niet alleen maar een tientje! De hele rozenkrans bestaat uit een snoer met 50 kleine & 5 grote kralen. De kleine kralen staan voor een Wees Gegroet & de grote kralen staan voor een Onze Vader & die moet je allemaal hardop opzeggen & er zijn ook geheimen aan verbonden & wel Blijde Geheimen, Droevige Geheimen & Glorievolle Geheimen. Eigenlijk baden wij slechts een rozenhoedje, want voor een rozenkrans moet je drie keer het snoer rond. Boften we toch nog.

In de boekenkast staat de Katholieke Encyclopædie & dus kan er niets mis gaan. Vierentwintig delen maar liefst, waarin niet alleen de betekenis der dingen, maar ook de mening van de kerk daarover. Daar had je wat aan! Of, zoals het voorwoord vermeldt: De encyclopedie is een van de onmisbaar geworden, moderne middelen tot verspreiding van de gespecialiseerde wetenschap bij een niet-gespecialiseerd publiek: een vorm van wat men hogere vulgarisatie pleegt te noemen. Naast de Katholieke Encyclopædie stond het lijvige werk Ja, ik wil, een boek waarin katholieken worden voorbereid op het huwelijk. Het was het enige boek in huis waarin seks voorkomt. Tegenwoordig is Ja, ik wil een tijdschrift voor de huwelijksvoorbereiding van het Bisdom Roermond. Soms verandert er niets.

Eens per maand wordt er gebiecht & dus kan er niets mis gaan. De biecht is een van de zeven sacramenten. In dit sacrament kan een priester in de naam van God zonden vergeven. De priester verandert op dat moment van priester in biechtvader, de gelovige in boeteling. De biecht vindt plaats in een biechtstoel. De boeteling vertelt zijn zonden aan de biechtvader. Er zijn Doodzonden & Dagelijkse Zonden. Ik heb altijd alleen maar Dagelijkse Zonden verzonnen & moest dan als straf 3 Weesgegroetjes of 3 Onzevaders bidden (soms allebei, als ik erg veel verzonnen had). Vanaf ongeveer mijn 14e fietste ik in plaats van te gaan biechten door Slotermeer. Ik ging ervan uit dat het biechtgeheim ook betekende dat het geheim bleef of je wel of niet ging biechten. De kerk vraagt overigens van de gelovige tenminste éénmaal per jaar te gaan biechten & wel in de Paastijd. Wij waren Roomscher dan de kerk.

Op verjaardagen van Vader & Moeder komt er een kerkje in huis & dus kan er niets mis gaan. De pastoor, altijd om geld verlegen, uiteindelijk moet de autoscooter ook rijden, had bedacht dat de verjaardagsvisite ook wel wat kon bijdragen. Hij had kleine houten kerkjes laten maken, met in het dak een gleuf. Het was de bedoeling dat dat kerkje midden op tafel kwam te staan, zodat niemand er omheen kon & dus wel iets in de gleuf moest stoppen. Het kerkje leek in niets op de Noodkerk & al helemaal in niets op de nog te bouwen stenen kerk. Moeder stopte zelf iets in de gleuf & de gasten kregen het kerkje niet te zien. Onbekend is of Moeder deze dagelijkse zonde heeft gebiecht.

Als je naast de Bouwpastoor woont kan er dus eigenlijk niets mis gaan. Het huis is gezegend, het gezin gaat iedere dag om zeven uur naar de kerk, iedereen weet dat hij of zij op aarde is om God te dienen & daardoor hier & in het hiernamaals gelukkig te zijn, Onze Lieve Vrouw van Lourdes waakt over de parochie, iedereen krijgt alleen nieuwe kleren bij eerste communie, plechtige communie of vormsel, op vrijdag wordt er geen vlees gegeten, op school wordt voordat de les begint gebeden, in de maanden mei & oktober wordt elke dag op de knieën de rozenkrans gebeden, de Katholieke Encycoplaedie staat in de boekenkast, er wordt eens per maand gebiecht & op verjaardagen komt er een kerkje in huis.


En toch viel de oudste dochter op een verlaten Jan van Galenstraat van haar fiets & hield er een Schedelbasisfraktuur aan over & kreeg de vader Hoge Bloeddruk & ging voor een jaar het ziekenhuis in!

donderdag 3 december 2015

Levensgevaarlijk in Slotermeer


Er gebeurde nooit wat in Slotermeer. Van mijn zesde tot mijn zestiende heb ik er door gebracht & er gebeurde nooit wat.

Op oudejaarsavond om precies twaalf uur haalde De Stratemaker uit de Herman Poortstraat zijn geweer tevoorschijn & schoot er twaalf keer mee in de lucht. Dat geweren Levensgevaarlijk waren, wisten we alleen uit Arendsoog; de televisie had Nederland, laat staan Slotermeer, nog niet bereikt & de bioscoop was te duur. Dat De Stratemaker een geweer had kwam doordat De Stratemaker behalve stratemaker ook Jager was. Althans, dat werd beweerd, want niemand heeft hem ooit met een dood dier thuis zien komen. Misschien deed hij als de vissers: nadat hij het dier had geschoten, gooide hij het weer terug. Net als het haakje werd natuurlijk ook vóór het teruggooien de kogel verwijderd. Een straat had overigens ook niemand hem ooit zien maken, maar dat kwam waarschijnlijk omdat de straten in Slotermeer al gemaakt waren op het moment dat men wist dat De Stratemaker stratemaker was. Wel had hij veel kinderen & die waren allemaal klein. Dat laatste gold voor bijna alle kinderen in Slotermeer & zeker voor de kinderen in de vierhoek Aart van der Leeuwstraat, Arthur van Schendelstraat, Herman de Manstraat & Herman Poortstraat.

Een uitzondering op de kleine kinderregel vormde de familie H. in het midden van de Arthur van Schendelstraat. Meneer H. was Sneeuwruimer bij het GVB. Als er sneeuw lag (& dat lag er vaak in die jaren) moest hij voor dag & dauw erop uit om de trambanen sneeuwvrij te maken. Wat hij de weinige dagen dat er geen sneeuw lag moest doen, is niet bekend (oefenen misschien, met bussen kunstsneeuw, die toen net uitgevonden was; een van de grote uitvindingen van de Jaren Vijftig).

De H.-tjes hadden alleen grote kinderen: Eentje net zo groot als grote broer & Reusie, die natuurlijk geen Reusie heette, maar door mijn Opa zo genoemd werd, omdat zij zeer klein van postuur was (een normaal bovenlichaam, met beentjes van pakweg twintig centimeter eronder). Er was nog iets vreemds aan de H.-tjes: de kinderen, Harrie & Reusie dus, hadden verschillende achternamen. Dat was iets wat we nog nooit hadden meegemaakt. Had het iets te maken met Dood? Met Scheiding? Reusie was dus groot & klein tegelijk.

Op een dag kreeg Reusie een fiets, waarvoor de hele buurt uit liep. Het was natuurlijk wel Levensgevaarlijk, fietsen met beentjes van twintig centimeter. Gelukkig moest de eerste auto nog in de Arthur van Schendelstraat arriveren.

Bij de K.’s in de Aart van der Leeuwstraat kwam de eerste televisie. Net als in alle andere buurten in alle andere Slotermeren in alle andere steden & dorpen, verscheen ooit ergens de eerste televisie. Het moet vreselijk geweest zijn om in een buurt als eerste een televisie te krijgen! Televisie kijken was Levensgevaarlijk, want je kon er blind van worden. Om dat te voorkomen, mocht er uitsluitend in het donker naar de televisie worden gekeken. Als Eerste Televisie Bezitter kreeg je alle kinderen op woensdagmiddag op bezoek, die weliswaar hun schoenen uit deden (wat weer een vreselijke stank tot gevolg had, want uiteindelijk gingen we toen slechts één keer per week onder de douche & kregen dus ook slechts een keer per week schone sokken), maar toch je huis zodanig toetakelden, dat er na afloop van de voorstelling ten tweede male gestofzuigd moest worden. Bovendien kon je in het donker niet in de gaten houden wat die kinderen allemaal behalve televisie kijken nog meer deden. De K.’s hadden één dochtertje. Niemand speelde met haar, tot de televisie kwam, toen wilde iedereen met haar spelen. Ik douch nog steeds één keer per week.

Het wachten was altijd op Pipo de Clown; niet om Pipo de Clown, maar om Mammaloe, die zich hooguit één keer per uitzending (& soms helemaal niet) voorover boog, zodat de bovenkanten van haar ronde borsten te zien waren. Dan was het weer een topuitzending! Eén keer werd in de Verrekijker een filmpje vertoond dat ging over de sauna’s in Finland. Helaas waren de beelden van naakte vrouwen die door de sneeuw holden van heet naar koud & zich warm hielden door zich met takken op het lijf te slaan van zo’n grote afstand gefilmd, dat het wachten toch maar weer was op de borsten van Mammaloe.

Het toppunt van recreatie was de Sloterplas. De Sloterplas was ontstaan door het zand dat er lag eruit te halen & op het land dat er naast lag te spuiten. Zo ontstond Opgespoten Land, waar altijd een bord bij stond dat het Levensgevaarlijk was je daar op te begeven. Niemand heeft het dan ook geprobeerd & dus weet niemand of het ook echt gevaarlijk was & je er inderdaad in weg zou zakken & je dus langzaam zou verdrinken. Een imitatie van Opgespoten Land was het Elastieke Dammetje: een hoopje zand aan de rand van een sloot, waarin je, als je er maar lang genoeg op stampte, langzaam tot aan je enkels wegzakte. Met díe sokken moest je ook een week doen.

Alle huizen in Slotermeer stonden, behalve op palen, dus op Opgespoten Land. Ook de Sloterplas zelf was Levensgevaarlijk, want in het midden wel veertig (40!) meter diep! Door die diepte zou het water in het midden dan ook zo koud zijn, dat je er een hartverlamming van zou krijgen. Bovendien zou er een Monster in de Sloterplas huizen. Dat hebben we wèl geprobeerd, van de ene kant naar de andere kant zwemmen. Het water was niet koud, wel was het heel ver! Het Monster hebben we niet gezien.

Voor de kinderrijke inwoners van Slotermeer werd een deel van de Sloterplas verbouwd tot Strandbad, kompleet met strand, twee eilandjes & niet al te diep (& dus niet al te koud) water er tussen. Voor een dubbeltje of een kwartje kon je er als kind in. Waarom het de ene dag een dubbeltje & de andere dag een kwartje kostte is een van de onopgeloste raadselen van Slotermeer (& de andere gemeentebaden van Amsterdam natuurlijk). Dat een ijsje van Jamin zonder chocola een dubbeltje kostte & een ijsje van Jamin met chocola 15 cent, dát begrepen we wel. Door je kleren in een bundeltje te vouwen & boven je hoofd te houden, kon je via het naast gelegen slootje, dat de grens vormde tussen Land & Strandbad, gratis naar binnen; had je toch weer een kwartje (of als het tegen zat, een dubbeltje) verdiend (al bleef het stelen natuurlijk, maar dan had je tenminste weer wat te biechten, want dat viel niet mee, steeds weer nieuwe zonden verzinnen).

Op een dag verschenen er allemaal zweren op mijn vingers. Ook zweren waren in die dagen Levensgevaarlijk. De enige remedie tegen zweren bleek sodawater te zijn. In een oranje emaille kommetje werd gloeiend heet water gegoten & daarin werd de soda opgelost. Mijn vader stopte met geweld mijn hand in het kommetje gloeiend heet water & hield de hand erin tot het water afgekoeld was. Geweld was nodig, want wie wil er nou met zijn hand in het gloeiend hete water. Ik schreeuwde altijd heel hard, zo hard, dat de Pastoor kwam vragen wat er aan de hand was: gloeiend heet water dus. Of de Pastoor ook kwam toesnellen toen de jongste dochter met de mattenklopper kreeg, is niet bekend. Zelfs is niet bekend of de jongste dochter met de mattenklopper kreeg.

Op een hete woensdagmiddag was ik bijna rechtstreeks van Accordeon-met-twaalf-bassenles naar het Strandbad gegaan. Eenmaal in het Strandbad aangekomen, werd de hemel, nog voor ik het eilandje kon bereiken, zwart & alle strandbadgasten holden half gekleed naar de uitgang om zo snel mogelijk in hun Veilige Huizen op hun Opgespoten Land te komen. Door de duisternis fietste ook ik zo snel als maar kon naar huis. De duisternis was een voorbode van een verschrikkelijk onweer, maar wat was het Levensgevaarlijk!

De accordeonles was buiten Slotermeer, in de 1e Constantijn Huygensstraat. De accordeon was een geschenk van opa. De accordeonles was een geschenk van oma. Dat kwam zo. Opa had wel vier accordeons, van met weinig bassen (12) tot heel veel (120). Opa zou mij accordeon-met-12-bassen leren spelen. Je moet klein beginnen. Daartoe ging ik iedere woensdagmiddag naar de Pelikaanstraat in Amsterdam-Noord. Bij opa leerde ik echter geen accordeonspelen, althans volgens oma niet & volgens mij ook niet & volgens iedereen die mij hoorde spelen ook niet. Opa riep tijdens de lessen alleen maar ‘hardop tellen, hardop tellen, hardop tellen’. Ik telde hardop tot ik een ons woog, maar ging er niet echt beter van spelen. Verder dan één walsje heb ik het niet gebracht. Van de juf op accordeonles hoefde ik niet te tellen, maar ging er ook niet echt beter van spelen. Na een jaar ben ik gestopt: dat ene walsje kon ik nog steeds spelen. Gelukkig heb ik geen accordeon meer.

Op een dag zou het Zonsverduistering zijn. Zonsverduistering was Levensgevaarlijk, want je kon er blind van worden. Om te voorkomen dat je blind werd, moest je een brandende kaars onder een stukje glas houden, zodat het stukje glas zwart werd & jij niet blind! Vader maakte stukjes glas zwart & met een stukje zwart glas ging ik naar de Aart van der Leeuwstraat, waar niemand was, behalve Roosje. Roosje was een Klein Indisch Meisje, ongeveer even oud als mijn jongste zusje.

De Aart van der Leeuwstraat is de breedste straat van de vier die het hofje vormen; het heeft de breedte van een snelweg, maar met vooruitziende blik had men er midden op de rijweg bomen geplant, die tegenwoordig Verkeersremmers zouden heten, maar toen nog gewoon bomen heetten, omdat het verkeer nog in geen velden of wegen te zien was & dus ook niet geremd hoefde te worden. Alleen Meneer vL. uit de Aart van der Leeuwstraat had soms een auto van de zaak; een Opel die vol stond met blikken verf & ander schildersmateriaal. Meneer vL. was namelijk Huisschilder, al hield Mevrouw vL. vol dat hij Bedrijfsleider was; iedereen liet dat maar zo. Bovendien maakte Mevrouw vL. vieze rabarber! De bomen zijn weg gehaald & vervangen door geparkeerde auto’s.

Daar stond ik samen met Roosje in een verlaten Aart van der Leeuwstraat & we wisten niet wat een Zonsverduistering was, alleen dat je door het zwarte glas moest kijken, want anders werd je blind. Samen hebben we omstebeurt door het stukje zwart glas gekeken, ons ervan bewust dat we iets bijzonders mee maakten, maar er niet helemaal zeker van wat dat dan was.
Wel was het mooi.
De Zonsverduistering,
de verlaten Aart van der Leeuwstraat,
de kleine Roosje & ik.