woensdag 20 januari 2016

Hongerwinter in Slotermeer (1)



Je zou toch zeggen dat in 1953 de hongerwinter van ’44 -‘45 zo langzamerhand zou zijn afgelopen. Nou, niet in Slotermeer! Niet alleen bleek dat uit de honger die we altijd hadden, ook bleven allerlei door de Duitser ingestelde verordeningen van kracht. Zo moest de stoep voor voordeur door de bewoner sneeuwvrij worden gemaakt & evenals in de hongerwinter, lag er de gehele jaren vijftig tot diep in mei iedere dag een pak sneeuw van meestal zo’n tien centimeter. Vader, zoon van een timmerman, met z’n twee linkerhanden & z’n “Tjisses juh ‘twordt niks” heeft één keer iets in elkaar getimmerd gekregen, dat niet onmiddellijk uit elkaar viel: een sneeuwruimer, bestaand uit een lat van twee bij drie centimeter met een lengte van een bezemsteel, met daarop getimmerd een triplexplaatje van vijftig bij dertig centimeter.

Tjisses staat voor Jezus, maar in het Fries mocht het wel.

Van Moeder mocht je niet zeggen dat je honger had. Trek, dat kon wel. Trekwinter dan? Wintertrek? Dat is meer voor vogels.

Hoe een zoon van een timmerman aan twee linkerhanden kwam, is een onopgelost raadsel. Waarschijnlijk dichtte hij zich andere dan timmermanskrachten toe, want hij heeft zijn hele leven gehoopt tot paus te worden geroepen -Moeder moest dan wel eerst dood gaan-, maar verder dan onbezoldigd koster & voorzitter van het Armenbestuur heeft hij het, in kerkelijk opzicht, nooit gebracht.

Overigens hield het triplexplaatje het door de natheid van de sneeuw nooit langer uit dan één winter. Met het grote voorbeeld van Vader erbij & ongetwijfeld met hulp van vriend A. heeft de Jongste zoon van de zoon van de timmerman de volgende winter de tweede sneeuwruimer gebouwd.

Het zal duidelijk zijn dat bij een pak sneeuw van meer dan dertig centimeter de sneeuwruimer niet meer te gebruiken was. Het hoogste pak sneeuw dat er ooit (14 februari 1956) gevallen is, was negenentwintig centimeter.

De stoep voor de Arthur van Schendelstraat nummer 2 (& alle andere nummers uiteraard) was slechts één meter breed & omdat het huis pakweg vijf meter breed was, hoefde er bij een pak sneeuw van 10 centimeter slechts een halve kuub (0,5m3) sneeuw te worden verplaatst. Echter, omdat na de stoep de rijweg kwam en volgens een andere verordening er geen sneeuw op de rijweg mocht worden gedeponeerd, moest de sneeuw verder geschoven worden tot op het verboden te betreden gemeenschappelijke grasveld, zodat toch zeker zo’n dertig kuub (30m3) moest worden verplaatst.

Als de sneeuw uit de lucht kwam, mocht ie wel op de rijweg terecht komen. Een alternatief zou dus geweest kunnen zijn dat de halve kuub sneeuw naar boven werd gedragen & vervolgens uit het raam op de rijweg werd gesmeten. Nooit geprobeerd.

Was het maar bij het sneeuwruimen voor nummer 2 gebleven. Maar nee, niet alleen moest de sneeuw voor Arthur van Schendelstraat nummer 2 worden geruimd, ook moest de sneeuw voor nummer 1 worden geruimd, want je kon de Pastoor toch niet zo’n lat met een stukje triplex in de handen duwen? Handen waar even later het lichaam van Christus mee gebroken zou moeten worden. Ook kon de sneeuwruimer niet aan de huishoudster van de Pastoor worden gegeven: sneeuwruimen was in die jaren nog geen vrouwenwerk.

De pastoor moest het lichaam van Christus wel breken, want de hostie die de Pastoor tot zich nam, was veel groter dan de hostie waarmee de beminde gelovigen werden bedeeld.

Nee, de Jongste zoon van de koster moest ook de sneeuw voor nummer 1 ruimen. Het voordeel van nummer 1 (qua sneeuwruimen dan) was dat er naast de stoep niet zoals bij nummer twee een rijweg van drie meter was, maar een van slechts anderhalve meter.

Hoe kan dit? Een wegversmalling? Een verkeersremmer? Een bushalte? Wel nu, Arthur van Schendelstraat nummer 1 is, zoals het nummer al aangeeft het eerste huis. Aan de andere kant van nummer 1, grenst in een hoek van negentig graden het huis, waar Meester Wijdeven woonde, maar dan de achterkant, zodat de missende helft van de rijweg van nummer 1 wordt ingenomen door de achtertuin van (toen) Meester Wijdeven.

Meester Wijdeven heette Meester Wijdeven omdat hij meester was op de Lourdesschool. Of er een Mevrouw Wijdeven was, was niet duidelijk; ze kwam althans nooit buiten. Er werd gefluisterd over een vreselijke ziekte, die in die jaren maar één ding kon betekenen: de gevreesde K. Toch stond er, toen alle kinderen in de buurt al op de lagere school zaten, op een dag een wiegje in de achtertuin van Meester Wijdeven. Het was toen wel één dag zomer natuurlijk. In alle andere achtertuinen in dat rijtje waren de wiegjes allang verdwenen & zuchtten de kinderen onder de strenge hand van Meester Wijdeven op de Lourdesschool. Nu zou zijn eigen kind eraan moeten gaan geloven.

Het nadeel van nummer 1 was dat de vijftien kuub sneeuw ook de afstand moest afleggen die de dertig kuub sneeuw van nummer 2 moest afleggen, om op het gemeenschappelijke grasveld terecht te komen.

De verordening van de Duitser de eigen stoep sneeuwvrij te houden viel samen met de verordening van de Roomse Kerk nuchter ter communie te moeten gaan. Niet alleen moest de sneeuw worden geruimd, de sneeuw moest dus ook nuchter worden geruimd & wel tussen zes uur en half zeven in de ochtend, omdat om half zeven de barre tocht naar de Noodkerk begon, omdat de H. Mis om zeven uur begon.

Als het later op de dag weer ging sneeuwen (& dat ging het altijd in de hongerwinter) moest er opnieuw worden geruimd.

De tocht naar de kerk was vooral bar omdat op dat onchristelijke uur nog niemand zijn stoepje sneeuwvrij had gemaakt. Alleen Meneer H. op nummer 5 had zijn stoepje al schoon. Maar die zat dan ook bij de Gemeentelijke Sneeuwruim Dienst & die ruimde zó vroeg, dat zijn stoep vaak alweer door een nieuwe sneeuwbui was bedekt, zodat de tocht langs nummer 5 maar iets minder bar was.

Na nummer 11 hield de stoep van de Arthur van Schendelstraat op & kwamen er alleen nog maar stoepen die niet aan voorkanten van huizen lagen & de Duitser was vergeten te verordenen dat ook de achterstoep sneeuwvrij moest worden gehouden.

Zat je uitgeput van het sneeuwruimen, het nuchter blijven, het door de sneeuw ploegen & het misdienen eindelijk aan je boterham met margarine & suiker, hoorde je in de verte het ratelen van de vuilnismannen, zodat je de vuilnisemmer buiten kon zetten. Ook dit was een verordening: pas als de vuilniswagen naderde, wat te horen was aan het ratelen, mocht de vuilnisemmer buiten worden gezet.

Een boterham met margarine & suiker. Aan de overkant, in de Herman Poortstraat woonde een gezin dat boterhammen met alleen suiker at. Om te voorkomen dat de hele huiskamer onder de suiker kwam te liggen, aten zij hun boterhammen met suiker in de box. Een betonnen vloer in de box is gemakkelijker van suiker te ontdoen dan een tapijt in de huiskamer.

Sinds 2007 is het niet meer verplicht je stoep sneeuwvrij te maken. Sinds 2007 sneeuwt het ook nauwelijks.


Zo’n boterham met margarine & suiker ging er wel in. Maar of ie de honger stilde?

dinsdag 5 januari 2016

Schoenen in Slotermeer


Iedere zaterdag stonden ze op een rijtje op de onderste plank in de Box: twaalf paar schoenen op een rijtje & in de vakantie (dus als je denkt vakantie te hebben) veertien paar, omdat Grote Broer dan ook weer in het Kippenhok was neergestreken. Ze stonden in de Box, omdat ze daar uit werden gedaan, want in huis had je geen schoenen aan. De rest van het huis was altijd kraakhelder door iedere dag stofzuigen & stoffen & wekelijks de ramen lappen, maandelijks het koperpoetsen & jaarlijks de Voorjaarsschoonmaak, zoniet dus de Box.

Het Kippenhok in Slotermeer had een Box! Vader hoefde niet meer zijn fiets naar de bel-etage omhoog mee te nemen, zoals op de Baarsjesweg, maar kon hem na gedane arbeidsinspectie zo de Box in rijden. Al gauw kwamen daar de fietsen van de kinderen bij, allemaal geschonken door de grootouders uit Noord (Middelste dochter had de mooiste: een Rudge met drie versnellingen – Sturmey Archer).

Een Kippenhok heeft natuurlijk ook een Box met bij een kippenkok behorende afmetingen & met vijf fietsen was ie eigenlijk al vol. Het is dat het woord logistiek toen nog niet bestond, maar er kwam heel wat bij kijken om iedere dag weer te berekenen hoe de fietsen het best geplaatst konden worden, gezien de volgorde van vertrek de volgende dag.

Achterin de Box bevond zich de kolenbak, waar van tijd tot tijd door de kolenman de Drietjes in werden gestort. Over alles in de Box lag een dun roetlaagje, dus ook over de schoenen. En die moesten iedere zaterdag worden gepoetst. Zou het aardgas eerder gevonden zijn: er zou veel minder vaak schoenen gepoetst hoeven te worden.

Elk gezinslid had twee paar schoenen: een paar voor doordeweek & een paar voor de zondag, dat dus maar een dag per week -& meestal alleen maar naar de kerk- werd gedragen, maar toch iedere zaterdag moest worden gepoetst. En dat poetsen deed Jongste zoon.

Gelukkig was het arsenaal aan kleuren beperkt: bruin voor doordeweek & zwart voor zondag. In de zomer wilde er nog wel eens een paar witte van een van de dochters bij komen, wat het poetsen een stuk ingewikkelder maakte. Ook hier speelde de volgorde een belangrijke rol om te voorkomen dat er zwarte & bruine vegen op de witte schoenen kwamen.

De Box had een eigen ingang. In het midden van de voorgevel zat de voordeur, rechts, voor de kijker buiten, het keukenraam & links de deur van de Box. Iedereen ging altijd door de box naar binnen, wat nog een heel gedoe was als alle fietsen thuis waren & ook bezoek werd door de boxdeur binnen gelaten. Alleen hoog bezoek, denk aan de Pastoor, kwam door de voordeur naar binnen. Het keukenraam fungeerde als loket: zaken die niet via box- of voordeur hoefden afgehandeld te worden, werden dat door het geopende keukenraam.

Een korte tijd heeft er een brommer in de Box gestaan. Een brommer neemt al gauw de plaats in van 2 fietsen, dus het door deur naar binnen gaan ging een stuk moeilijker, nog afgezien van het alle fietsen in de juiste volgorde de Box in krijgen. Elke jongen wilde in die tijd een brommer, zo ook Jongste zoon. Zijn vriendje A. wist er een voor een tientje te kopen, maar het motorblok was verrot. Motorblok bleek de motor te zijn. A. had daar verstand van & niet alleen daarvan. A. was intussen van de Louis Couperusstraat naar de Wolter Brandligtstraat verhuisd (van schrijver naar verzetsheld) & wist in de Burgemeester Vening Meineszlaan een verwaarloosde brommer met een niet verrot motorblok te staan. Op een avond hebben zij, A. & Jongste zoon, dat motorblok verwijderd. Nou zij, A. dus & Jongste zoon dekte hem in de rug. Nadat A. het motorblok onder de brommer had gezet, kon er dus worden gebromd. Lang heeft ie het niet uitgehouden, die brommer. Hij is alleen gebruikt om ’s avonds zussen weg te brengen & op te halen. Het is de enige brommer die Jongste zoon ooit heeft gehad. De diefstal heeft hij niet gebiecht, zodat die nog steeds als een zwart vlekje op zijn ziel zit.

Hoewel Slotermeer een tuinstad was (& is), was er in de buurt van de Arthur van Schendelstraat geen voetbalveldje. Er waren natuurlijk voetbalveldjes genoeg, maar daar mocht niet op gevoetbald worden. Voetballen deed je op het pleintje in de Herman de Manstraat. Het pleintje was niet echt een pleintje, maar meer een brede stoep, met veel bomen, die als doel konden worden gebruikt. Bij weinig spelers had iedereen zijn eigen boom, bij meer spelers had elke partij een eigen boom & bij veel spelers werden er twee echte doelen gemaakt; elk doel had één doelpaal (een boom) & één stapeltje uitgetrokken kleren. Aantal & soort spelers wisselde dagelijks.

Buurjongen H. wilde altijd meedoen, maar begreep niets van het spel. Zolang hij alleen speelde -bij weinig spelers dus- was er niets aan de hand, want dan konden de anderen op zijn boom hun score opvoeren. Bij meer spelers moest hij bij een partij worden ondergebracht & kreeg hij altijd de opdracht 'achter' te spelen. Dat kostte weliswaar punten, maar zo kon hij in ieder geval geen kansen verprutsen & omdat hij van tijd tot tijd bij de andere partij werd ingedeeld, maakte het voor de stand niet veel uit. Niemand speelde hem ooit de bal toe & hij riep, omdat hij altijd 'achter' speelde, de hele wedstrijd 'Tikkie achter, tikkie achter', wat dus nooit iemand deed. Toch deed hij altijd mee, tot hij naar Heiloo moest.


Elke zaterdag bleken de doordeweekse schoenen van Jongste zoon nog meer afgetrapt dan de vorige week. Op den duur waren ze zo afgetrapt dat ze zelfs met dikke lagen bruine schoensmeer niet meer te fatsoeneren waren. En dat zou nog niet zo erg geweest zijn als niet iedere dag die afgetrapte schoenen onder de toog tijdens het dienen van de H.Mis hadden uitgestoken. Dat was toch geen gezicht! Het voetballen dan maar verbieden? Nee, Vader kon van een collega een paar vooroorlogse voetbalschoenen, waarvan de zolen gebarsten waren omdat ze al jaren niet meer waren gebruikt, laat staan ingevet, voor vijf gulden overnemen. Alleen wist Vader niet dat je op straatstenen niet met voetbalschoenen kon voetballen; op straatstenen kun je alleen met afgetrapte doordeweekse schoenen voetballen. Voor een paar gulden kocht Moeder toen gympjes bij de Hema, maar gympjes voetballen lang zo lekker niet als afgetrapte doordeweekse schoenen. Het enige voordeel van gympjes was, dat ze niet gepoetst hoefden te worden. Het witten der gympen was een meisjestaak, omdat gympen van stof zijn & dus logistiek gezien onder textiel vielen. Voetvalschoenen heten toen nog kicksen.



In de Tuney Tunes stond Pat Boone afgebeeld met witte suède schoenen. Die wilde Jongste zoon ook wel, al was het alleen maar omdat zo te zien suède schoenen niet gepoetst hoefden te worden. Maar hij kreeg geen witte suède schoenen, want die had je niet bij de Bata. Daar had je alleen zwarte & bruine Vader-&-Zoon-Robinsonschoenen.

Op een dag had Moeder in een frivole bui voor zichzelf beige suède schoenen gekocht. Beige suède schoenen! Weliswaar geen witte, maar toch. Die wilde Jongste zoon ook wel! Ze waren maar iets te klein. Moeder vond het geen gezicht. Op een dag heeft hij ze 's morgens stiekem aan gedaan. Zoals iedere dag begon ook die dag met het dienen van de H.Mis. Na de H.Mis werd hij door Kapelaan de Jonge aan zijn oor getrokken & erop gewezen dat beige suède schoenen onder een zwarte toog niet konden. Wist Kapelaan de Jonge veel dat Pat Boone enige jaren later Dominee zou worden! Kapelaan de Jonge belde Moeder.......

Overigens moesten beige suède schoenen wel degelijk worden gepoetst, zij het met een speciaal daartoe ontworpen borsteltje. Logistiek gezien was dat dus geen probleem.

Van zijn eerst verdiende geld kocht Jongste zoon een paar beige Clarks: the original desert boots. Wel fl.42,50 kostten ze. Tweeënveertig & een halve gulden! Moeder kreeg bijna een beroerte toen ze dat hoorde, want voor nog geen tientje had je een paar Vader-en-zoon-Robinsonschoenen. Een tweede beroerte kreeg ze bijna toen ze hoorde dat hij fl.3,50 aan de kapper in de Emmastraat had uitgeven, terwijl je voor fl.1,25 in de Louis Couperusstraat terecht kon.

Toen Vader na een jaar uit het Ziekenhuis kwam, bleek een van zijn benen dermate fout door een injectienaald te zijn behandeld, dat hij een beugel aan zijn schoen moest hebben om dat been in het gareel te houden. Logistiek gezien viel het niet mee die schoen (een zwarte) te poetsen, want als je hem helemaal inclusief beugel had ingesmeerd, kwam de ingesmeerde beugel altijd wel ergens tegen aan, zodat na verloop van tijd alles onder de zwarte schoensmeer zat.

De schoen met beugel kwam vergezeld van twee krukken, want de beugel hield wel het ene been in gareel, maar niet de hele Vader. Die krukken heeft Jongste zoon, nadat zij jaren niet meer gebruikt waren & Vader ze niet meer aan het Wit Gele Kruis durfde terug te geven, in de Burgemeester van Tienhovengracht vanaf de brug in de Burgemeester Fockstraat gegooid. Na verloop van tijd gingen de krukken over in een wandelstok. Vader gebruikte de wandelstok voornamelijk bij het overhoren van Franse woordjes. Obeir riep hij dan terwijl hij met de wandelstok op de vloer tikte. Jongste zoon werd dan geacht gehoorzamen te roepen. Helaas was obeir het enige Franse woord dat Vader kende, zodat Jongste zoon zijn hele Franse loopbaan, met uitzondering van zijn eindexamen, niet hoger dan een 4 heeft gehaald.

Wat er met de schoen met beugel is gebeurd is onbekend, ook is onbekend wat er van de beige suède schoenen is geworden. Zeker is dat Tikkie Achter in Heiloo niet oud is geworden.