donderdag 3 december 2015

Levensgevaarlijk in Slotermeer


Er gebeurde nooit wat in Slotermeer. Van mijn zesde tot mijn zestiende heb ik er door gebracht & er gebeurde nooit wat.

Op oudejaarsavond om precies twaalf uur haalde De Stratemaker uit de Herman Poortstraat zijn geweer tevoorschijn & schoot er twaalf keer mee in de lucht. Dat geweren Levensgevaarlijk waren, wisten we alleen uit Arendsoog; de televisie had Nederland, laat staan Slotermeer, nog niet bereikt & de bioscoop was te duur. Dat De Stratemaker een geweer had kwam doordat De Stratemaker behalve stratemaker ook Jager was. Althans, dat werd beweerd, want niemand heeft hem ooit met een dood dier thuis zien komen. Misschien deed hij als de vissers: nadat hij het dier had geschoten, gooide hij het weer terug. Net als het haakje werd natuurlijk ook vóór het teruggooien de kogel verwijderd. Een straat had overigens ook niemand hem ooit zien maken, maar dat kwam waarschijnlijk omdat de straten in Slotermeer al gemaakt waren op het moment dat men wist dat De Stratemaker stratemaker was. Wel had hij veel kinderen & die waren allemaal klein. Dat laatste gold voor bijna alle kinderen in Slotermeer & zeker voor de kinderen in de vierhoek Aart van der Leeuwstraat, Arthur van Schendelstraat, Herman de Manstraat & Herman Poortstraat.

Een uitzondering op de kleine kinderregel vormde de familie H. in het midden van de Arthur van Schendelstraat. Meneer H. was Sneeuwruimer bij het GVB. Als er sneeuw lag (& dat lag er vaak in die jaren) moest hij voor dag & dauw erop uit om de trambanen sneeuwvrij te maken. Wat hij de weinige dagen dat er geen sneeuw lag moest doen, is niet bekend (oefenen misschien, met bussen kunstsneeuw, die toen net uitgevonden was; een van de grote uitvindingen van de Jaren Vijftig).

De H.-tjes hadden alleen grote kinderen: Eentje net zo groot als grote broer & Reusie, die natuurlijk geen Reusie heette, maar door mijn Opa zo genoemd werd, omdat zij zeer klein van postuur was (een normaal bovenlichaam, met beentjes van pakweg twintig centimeter eronder). Er was nog iets vreemds aan de H.-tjes: de kinderen, Harrie & Reusie dus, hadden verschillende achternamen. Dat was iets wat we nog nooit hadden meegemaakt. Had het iets te maken met Dood? Met Scheiding? Reusie was dus groot & klein tegelijk.

Op een dag kreeg Reusie een fiets, waarvoor de hele buurt uit liep. Het was natuurlijk wel Levensgevaarlijk, fietsen met beentjes van twintig centimeter. Gelukkig moest de eerste auto nog in de Arthur van Schendelstraat arriveren.

Bij de K.’s in de Aart van der Leeuwstraat kwam de eerste televisie. Net als in alle andere buurten in alle andere Slotermeren in alle andere steden & dorpen, verscheen ooit ergens de eerste televisie. Het moet vreselijk geweest zijn om in een buurt als eerste een televisie te krijgen! Televisie kijken was Levensgevaarlijk, want je kon er blind van worden. Om dat te voorkomen, mocht er uitsluitend in het donker naar de televisie worden gekeken. Als Eerste Televisie Bezitter kreeg je alle kinderen op woensdagmiddag op bezoek, die weliswaar hun schoenen uit deden (wat weer een vreselijke stank tot gevolg had, want uiteindelijk gingen we toen slechts één keer per week onder de douche & kregen dus ook slechts een keer per week schone sokken), maar toch je huis zodanig toetakelden, dat er na afloop van de voorstelling ten tweede male gestofzuigd moest worden. Bovendien kon je in het donker niet in de gaten houden wat die kinderen allemaal behalve televisie kijken nog meer deden. De K.’s hadden één dochtertje. Niemand speelde met haar, tot de televisie kwam, toen wilde iedereen met haar spelen. Ik douch nog steeds één keer per week.

Het wachten was altijd op Pipo de Clown; niet om Pipo de Clown, maar om Mammaloe, die zich hooguit één keer per uitzending (& soms helemaal niet) voorover boog, zodat de bovenkanten van haar ronde borsten te zien waren. Dan was het weer een topuitzending! Eén keer werd in de Verrekijker een filmpje vertoond dat ging over de sauna’s in Finland. Helaas waren de beelden van naakte vrouwen die door de sneeuw holden van heet naar koud & zich warm hielden door zich met takken op het lijf te slaan van zo’n grote afstand gefilmd, dat het wachten toch maar weer was op de borsten van Mammaloe.

Het toppunt van recreatie was de Sloterplas. De Sloterplas was ontstaan door het zand dat er lag eruit te halen & op het land dat er naast lag te spuiten. Zo ontstond Opgespoten Land, waar altijd een bord bij stond dat het Levensgevaarlijk was je daar op te begeven. Niemand heeft het dan ook geprobeerd & dus weet niemand of het ook echt gevaarlijk was & je er inderdaad in weg zou zakken & je dus langzaam zou verdrinken. Een imitatie van Opgespoten Land was het Elastieke Dammetje: een hoopje zand aan de rand van een sloot, waarin je, als je er maar lang genoeg op stampte, langzaam tot aan je enkels wegzakte. Met díe sokken moest je ook een week doen.

Alle huizen in Slotermeer stonden, behalve op palen, dus op Opgespoten Land. Ook de Sloterplas zelf was Levensgevaarlijk, want in het midden wel veertig (40!) meter diep! Door die diepte zou het water in het midden dan ook zo koud zijn, dat je er een hartverlamming van zou krijgen. Bovendien zou er een Monster in de Sloterplas huizen. Dat hebben we wèl geprobeerd, van de ene kant naar de andere kant zwemmen. Het water was niet koud, wel was het heel ver! Het Monster hebben we niet gezien.

Voor de kinderrijke inwoners van Slotermeer werd een deel van de Sloterplas verbouwd tot Strandbad, kompleet met strand, twee eilandjes & niet al te diep (& dus niet al te koud) water er tussen. Voor een dubbeltje of een kwartje kon je er als kind in. Waarom het de ene dag een dubbeltje & de andere dag een kwartje kostte is een van de onopgeloste raadselen van Slotermeer (& de andere gemeentebaden van Amsterdam natuurlijk). Dat een ijsje van Jamin zonder chocola een dubbeltje kostte & een ijsje van Jamin met chocola 15 cent, dát begrepen we wel. Door je kleren in een bundeltje te vouwen & boven je hoofd te houden, kon je via het naast gelegen slootje, dat de grens vormde tussen Land & Strandbad, gratis naar binnen; had je toch weer een kwartje (of als het tegen zat, een dubbeltje) verdiend (al bleef het stelen natuurlijk, maar dan had je tenminste weer wat te biechten, want dat viel niet mee, steeds weer nieuwe zonden verzinnen).

Op een dag verschenen er allemaal zweren op mijn vingers. Ook zweren waren in die dagen Levensgevaarlijk. De enige remedie tegen zweren bleek sodawater te zijn. In een oranje emaille kommetje werd gloeiend heet water gegoten & daarin werd de soda opgelost. Mijn vader stopte met geweld mijn hand in het kommetje gloeiend heet water & hield de hand erin tot het water afgekoeld was. Geweld was nodig, want wie wil er nou met zijn hand in het gloeiend hete water. Ik schreeuwde altijd heel hard, zo hard, dat de Pastoor kwam vragen wat er aan de hand was: gloeiend heet water dus. Of de Pastoor ook kwam toesnellen toen de jongste dochter met de mattenklopper kreeg, is niet bekend. Zelfs is niet bekend of de jongste dochter met de mattenklopper kreeg.

Op een hete woensdagmiddag was ik bijna rechtstreeks van Accordeon-met-twaalf-bassenles naar het Strandbad gegaan. Eenmaal in het Strandbad aangekomen, werd de hemel, nog voor ik het eilandje kon bereiken, zwart & alle strandbadgasten holden half gekleed naar de uitgang om zo snel mogelijk in hun Veilige Huizen op hun Opgespoten Land te komen. Door de duisternis fietste ook ik zo snel als maar kon naar huis. De duisternis was een voorbode van een verschrikkelijk onweer, maar wat was het Levensgevaarlijk!

De accordeonles was buiten Slotermeer, in de 1e Constantijn Huygensstraat. De accordeon was een geschenk van opa. De accordeonles was een geschenk van oma. Dat kwam zo. Opa had wel vier accordeons, van met weinig bassen (12) tot heel veel (120). Opa zou mij accordeon-met-12-bassen leren spelen. Je moet klein beginnen. Daartoe ging ik iedere woensdagmiddag naar de Pelikaanstraat in Amsterdam-Noord. Bij opa leerde ik echter geen accordeonspelen, althans volgens oma niet & volgens mij ook niet & volgens iedereen die mij hoorde spelen ook niet. Opa riep tijdens de lessen alleen maar ‘hardop tellen, hardop tellen, hardop tellen’. Ik telde hardop tot ik een ons woog, maar ging er niet echt beter van spelen. Verder dan één walsje heb ik het niet gebracht. Van de juf op accordeonles hoefde ik niet te tellen, maar ging er ook niet echt beter van spelen. Na een jaar ben ik gestopt: dat ene walsje kon ik nog steeds spelen. Gelukkig heb ik geen accordeon meer.

Op een dag zou het Zonsverduistering zijn. Zonsverduistering was Levensgevaarlijk, want je kon er blind van worden. Om te voorkomen dat je blind werd, moest je een brandende kaars onder een stukje glas houden, zodat het stukje glas zwart werd & jij niet blind! Vader maakte stukjes glas zwart & met een stukje zwart glas ging ik naar de Aart van der Leeuwstraat, waar niemand was, behalve Roosje. Roosje was een Klein Indisch Meisje, ongeveer even oud als mijn jongste zusje.

De Aart van der Leeuwstraat is de breedste straat van de vier die het hofje vormen; het heeft de breedte van een snelweg, maar met vooruitziende blik had men er midden op de rijweg bomen geplant, die tegenwoordig Verkeersremmers zouden heten, maar toen nog gewoon bomen heetten, omdat het verkeer nog in geen velden of wegen te zien was & dus ook niet geremd hoefde te worden. Alleen Meneer vL. uit de Aart van der Leeuwstraat had soms een auto van de zaak; een Opel die vol stond met blikken verf & ander schildersmateriaal. Meneer vL. was namelijk Huisschilder, al hield Mevrouw vL. vol dat hij Bedrijfsleider was; iedereen liet dat maar zo. Bovendien maakte Mevrouw vL. vieze rabarber! De bomen zijn weg gehaald & vervangen door geparkeerde auto’s.

Daar stond ik samen met Roosje in een verlaten Aart van der Leeuwstraat & we wisten niet wat een Zonsverduistering was, alleen dat je door het zwarte glas moest kijken, want anders werd je blind. Samen hebben we omstebeurt door het stukje zwart glas gekeken, ons ervan bewust dat we iets bijzonders mee maakten, maar er niet helemaal zeker van wat dat dan was.
Wel was het mooi.
De Zonsverduistering,
de verlaten Aart van der Leeuwstraat,
de kleine Roosje & ik.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten