De
hongerwinter duurde in Slotermeer in de jaren vijftig van 21 december tot 20
december van het volgende jaar. De volgende dag begon de hongerwinter dus weer.
In de tussenliggende maanden heerste altijd de honger. Bij hongerwinter ligt de
nadruk op ‘honger’. Ook als de mussen dood van het dak vielen & dat deden
ze vaak in die jaren, toen de mus nog niet aan het uitsterven was & de
zwaluwen zich ieder voorjaar in het bovenste hoekje van de uitstekende daken
aan de zijkanten van de kippenhokkenblokken nestelden, heerste er honger. Ook
tijdens het voorjaar was het uiteraard hongerwinter.
Mussen
& zwaluwen werden niet gegeten, zelfs de kip was nog niet tot de keuken
doorgedrongen, zo ook niet de rijst, de macaroni & de wijn.
Later
drong de macaroni wel tot het huishouden door; in geheel Hollandse stijl werd
de macaroni vermengd met in blokjes gesneden Smac, waarna er een gebakken ei bovenop werd gelegd. Het was in de
late jaren vijftig & de vroege jaren zestig dat de welvaart ook langzaam
over de Ringdijk Slotermeer binnen sloop. Er is iemand die nog steeds schande
spreekt van de culinaire vloek die de combinatie macaroni, Smac & gebakken ei is. Maar ja, dat is iemand die opgegroeid is
met lemper, sajoer & tjrot!
Het
moet al bijna aan het einde van het verblijf in Slotermeer zijn geweest dat de
eerste wijn bij het eten verscheen. De wijnkennis was uiteraard gestoeld op het
Roomsche Geloof, zodat de enige toegestane wijn de Chateau Neuf du Pape was.
Overigens
werd er wel normale, Hollandse, sterke drank gedronken, zij het toen nog met
mate: citroenbrandewijn, advocaat (met slagroom!), boerejongens & bowl. Op
de advocaat na, werd alles zelf gemaakt.
Voor
de citroenbrandewijn werd een liter brandewijn (wijn die geen wijn is) verdeeld
over twee literflessen, waarbij citroenschillen & suiker, veel suiker werd
gevoegd. Na enige weken werd, als de suiker was opgelost, nieuwe suiker, veel
nieuwe suiker toegevoegd & dit ging net zolang door tot de twee halve
liters twee hele liters waren geworden. Maar dan had je ook wat.
Voor
de bowl werd in een grote glazen kom weinig vruchtenwijn (wijn in vermomming)
& veel water (dat, zoals gebruikelijk in een Roomsch Gezin, vanzelf ook
wijn werd) gestort & verder allemaal vruchten, zowel vers als uit blik;
denk aan aardbeien, in plakjes gesneden bananen, kersen & wat verder allemaal
niet. Waarschijnlijk heb ik aan de bowl mijn weerzin tegen fruit overgehouden,
want als kind mocht je wel bowl lepelen, maar geen advocaat.
Fruit
in de jaren vijftig. Mijn oma (uit Noord) zette zich aan tafel met voor zich
een kilo druiven. Zij at niet zomaar druiven, nee, van elke druif werd eerst
het velletje verwijderd, waarna de druif werd open gebroken & alle pitjes
werden verwijderd. Pas dan kon de druif naar binnen.
Oma
had nog een ritueel, aan diezelfde tafel. Op een krant werd een pond paling
uitgespreid, het vel werd van de paling gehaald & met de vingers werd het
visvlees eraf gehaald & naar binnen gewerkt.
Van
zowel druiven als palingen kregen de kleinkinderen ook wat, maar niet te veel.
Fruit
in de jaren vijftig. Op feestdagen kwamen Tante Jo & Oom Herman vaak eten.
Voor Oom Herman moest er altijd een bal gehakt zijn, of, zoals hij het, als
Utrechter, noemde: een baalegie. Omdat hij als fruit alleen maar bananen at,
werden die als vanzelf banaanegies.
Fruit
in de jaren vijftig. De aardbeien kwamen de van Schendelstraat binnen via het
lied dat Vader altijd zong:
Vrouw Aarebei,
vrouw aarebei hoe is het met je man?
Mij man zit op het
kippenhok & de kippen kakken op zijn kale kop
Vrouw Aarebei,
vrouw aarebei hoe is het met je man?
Kakken
mocht bij uitzondering, vanwege de alliteratie; we waren wel beschaafd.
De
rijst is nooit de Arthur van Schendelstraat binnen gekomen, althans niet de
rijst zoals we die van de Chinees kennen (& van de Pinda’s, die in grote
getale Slotermeer binnen kwamen). Rijst kenden we alleen van de rijstebrij, met
boter & bruine suiker: Heerlijk! Voor de vrijdag was rijstebrij dus een
heerlijk alternatief: geen vlees te bekennen.
Resten
de groenten, de aardappelen, het vlees & de jus, althans waar het het warm
eten betreft.
In
tegenstelling tot de Fransen rekenen wij de aardappelen niet tot de groenten.
Dit moet voor velen, opgegroeid in de jaren vijftig een geluk zijn geweest,
want waren aardappelen wel tot de groenten gerekend, zij zouden alleen
aardappelen te eten hebben gekregen & jammerlijk aan scheurbuik zijn
overleden. Hoewel je je kunt afvragen of doorgekookte groenten scheurbuik
kunnen voorkomen.
De
groenten, behalve de sla natuurlijk, werden minstens drie kwartier gekookt,
totdat alle voedzame stoffen verdwenen waren. Maar dat wist men toen nog niet,
net zo min als men wist dat er ook rijst, macaroni & wijn was. Als klap op
de vuurpijl kwam er op feestdagen op de doorgekookte groenten ook nog eens een
saus! Hierdoor werd het geheel een substantie waarop niet gekauwd hoefde te
worden.
Dit
niet hoeven kauwen gold overigens ook voor de doorgekookte aardappelen die nog
smeuïger werden door ze rijkelijk te overgieten met vette jus. & Prakken mocht
nog in die dagen.
Ook
het vlees vergde nauwelijks iets van het gebit. Het ging of om touwtjesvlees,
of om gehaktballen. Niet dat er nou lappen touwtjesvlees of reusachtige ballen
op je bord terecht kwamen, nee het ging meer om enkele touwtjes of een klein
stukje gehaktbal.
Om
misverstanden te voorkomen: touwtjesvlees werd alleen in de Arthur van
Schendelstraat op nummer 2 touwtjesvlees genoemd. In de rest van Slotermeer &
Nederland heette het draadjesvlees. Houtje-touwtje-jassen werden overigens wel
houtje-touwtje-jassen genoemd.
Het
touwtjesvlees werd van sucadelappen gemaakt. Van sucadelappen dacht je in die
tijd dat ze iets met oliebollen te maken hadden, want daar ging ook sukade in
& het bakken daarvan was elk jaar weer een hoogtepunt. Moeder bakte wel
drie emmers, waarvan het grootste gedeelte werd uitgedeeld aan nog
nooddruftigere buurtbewoners. Een hele dag stond zij te bakken, met een
hoofddoekje om, dat anders alleen buitenshuis werd gedragen –toen was dat nog
geen probleem-, maar nu ook binnenshuis, om te voorkomen dat de oliebollenlucht
in het voor de kerst nog gepermanente haar ging zitten.
De
sucadelappen stonden uren op het petroleumstelletje te sudderen & leverden
zo voor een hele week –min de vrijdag uiteraard- jus & voor een hele week –min
de vrijdag & de woensdagse gehaktbal uiteraard- vlees.
De
kookpudding als toetje was eveneens tot op het bot doorgekookt & ook
daarvoor waren dus geen tanden nodig.
Hoezo
hongerwinter? Wees gerust, het toetje kwam alleen op zon- & feestdagen.
De
met de welvaart binnengekomen Saroma
was wat dit betreft ook geen verbetering. De enige verbetering was het
ontbreken van het vel. Voor de liefhebbers van vel was de komst van de Saroma dus een achteruitgang.
Eigenlijk
moest er alleen op appels worden gekauwd. Gelukkig waren in die tijd appels
niet het hele jaar voorradig. Rond de kerst werden de appels vervangen door
mandarijnen, die alleen in die tijd voorradig waren.
De
enige groente die niet zelf werd gekookt was gekookte biet, want die werd door
de groenteboer gekookt. Gekookte biet was mijn favoriete groente, die ik dan
ook elke verjaardag mocht aanwijzen als te eten groente & als ik het geluk
had de boon in de driekoningentaart te vinden, ook op 6 januari. Nadeel van het
vinden van de boon was dat je de hele dag met een kartonnen kroon op je hoofd
& een oude deken om je schouders rond moest lopen; gelukkig was het nog vakantie op 6 januari. Een extra voordeel van het vinden van de boon was, dat je de Driekoningen
eindelijk in de kerststal mocht zetten.
Naast gekookte biet was appelmoes favoriet. Appelmoes
met gekookte biet moet ik nog altijd een keer proberen. Door elkaar geprakt wel
te verstaan.
Ja,
het waren me de hongerwintertjes wel & naar de tandarts hoefden we nooit!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten