dinsdag 2 februari 2016

Hongerwinter in Slotermeer (2)


De hongerwinter duurde in Slotermeer in de jaren vijftig van 21 december tot 20 december van het volgende jaar. De volgende dag begon de hongerwinter dus weer. In de tussenliggende maanden heerste altijd de honger. Bij hongerwinter ligt de nadruk op ‘honger’. Ook als de mussen dood van het dak vielen & dat deden ze vaak in die jaren, toen de mus nog niet aan het uitsterven was & de zwaluwen zich ieder voorjaar in het bovenste hoekje van de uitstekende daken aan de zijkanten van de kippenhokkenblokken nestelden, heerste er honger. Ook tijdens het voorjaar was het uiteraard hongerwinter.

Mussen & zwaluwen werden niet gegeten, zelfs de kip was nog niet tot de keuken doorgedrongen, zo ook niet de rijst, de macaroni & de wijn.

Later drong de macaroni wel tot het huishouden door; in geheel Hollandse stijl werd de macaroni vermengd met in blokjes gesneden Smac, waarna er een gebakken ei bovenop werd gelegd. Het was in de late jaren vijftig & de vroege jaren zestig dat de welvaart ook langzaam over de Ringdijk Slotermeer binnen sloop. Er is iemand die nog steeds schande spreekt van de culinaire vloek die de combinatie macaroni, Smac & gebakken ei is. Maar ja, dat is iemand die opgegroeid is met lemper, sajoer & tjrot!

Het moet al bijna aan het einde van het verblijf in Slotermeer zijn geweest dat de eerste wijn bij het eten verscheen. De wijnkennis was uiteraard gestoeld op het Roomsche Geloof, zodat de enige toegestane wijn de Chateau Neuf du Pape was.

Overigens werd er wel normale, Hollandse, sterke drank gedronken, zij het toen nog met mate: citroenbrandewijn, advocaat (met slagroom!), boerejongens & bowl. Op de advocaat na, werd alles zelf gemaakt.

Voor de citroenbrandewijn werd een liter brandewijn (wijn die geen wijn is) verdeeld over twee literflessen, waarbij citroenschillen & suiker, veel suiker werd gevoegd. Na enige weken werd, als de suiker was opgelost, nieuwe suiker, veel nieuwe suiker toegevoegd & dit ging net zolang door tot de twee halve liters twee hele liters waren geworden. Maar dan had je ook wat.

Voor de bowl werd in een grote glazen kom weinig vruchtenwijn (wijn in vermomming) & veel water (dat, zoals gebruikelijk in een Roomsch Gezin, vanzelf ook wijn werd) gestort & verder allemaal vruchten, zowel vers als uit blik; denk aan aardbeien, in plakjes gesneden bananen, kersen & wat verder allemaal niet. Waarschijnlijk heb ik aan de bowl mijn weerzin tegen fruit overgehouden, want als kind mocht je wel bowl lepelen, maar geen advocaat.

Fruit in de jaren vijftig. Mijn oma (uit Noord) zette zich aan tafel met voor zich een kilo druiven. Zij at niet zomaar druiven, nee, van elke druif werd eerst het velletje verwijderd, waarna de druif werd open gebroken & alle pitjes werden verwijderd. Pas dan kon de druif naar binnen.

Oma had nog een ritueel, aan diezelfde tafel. Op een krant werd een pond paling uitgespreid, het vel werd van de paling gehaald & met de vingers werd het visvlees eraf gehaald & naar binnen gewerkt.

Van zowel druiven als palingen kregen de kleinkinderen ook wat, maar niet te veel.

Fruit in de jaren vijftig. Op feestdagen kwamen Tante Jo & Oom Herman vaak eten. Voor Oom Herman moest er altijd een bal gehakt zijn, of, zoals hij het, als Utrechter, noemde: een baalegie. Omdat hij als fruit alleen maar bananen at, werden die als vanzelf banaanegies.

Fruit in de jaren vijftig. De aardbeien kwamen de van Schendelstraat binnen via het lied dat Vader altijd zong:

Vrouw Aarebei, vrouw aarebei hoe is het met je man?
Mij man zit op het kippenhok & de kippen kakken op zijn kale kop
Vrouw Aarebei, vrouw aarebei hoe is het met je man?

Kakken mocht bij uitzondering, vanwege de alliteratie; we waren wel beschaafd.

De rijst is nooit de Arthur van Schendelstraat binnen gekomen, althans niet de rijst zoals we die van de Chinees kennen (& van de Pinda’s, die in grote getale Slotermeer binnen kwamen). Rijst kenden we alleen van de rijstebrij, met boter & bruine suiker: Heerlijk! Voor de vrijdag was rijstebrij dus een heerlijk alternatief: geen vlees te bekennen.

Resten de groenten, de aardappelen, het vlees & de jus, althans waar het het warm eten betreft.

In tegenstelling tot de Fransen rekenen wij de aardappelen niet tot de groenten. Dit moet voor velen, opgegroeid in de jaren vijftig een geluk zijn geweest, want waren aardappelen wel tot de groenten gerekend, zij zouden alleen aardappelen te eten hebben gekregen & jammerlijk aan scheurbuik zijn overleden. Hoewel je je kunt afvragen of doorgekookte groenten scheurbuik kunnen voorkomen.

De groenten, behalve de sla natuurlijk, werden minstens drie kwartier gekookt, totdat alle voedzame stoffen verdwenen waren. Maar dat wist men toen nog niet, net zo min als men wist dat er ook rijst, macaroni & wijn was. Als klap op de vuurpijl kwam er op feestdagen op de doorgekookte groenten ook nog eens een saus! Hierdoor werd het geheel een substantie waarop niet gekauwd hoefde te worden.

Dit niet hoeven kauwen gold overigens ook voor de doorgekookte aardappelen die nog smeuïger werden door ze rijkelijk te overgieten met vette jus. & Prakken mocht nog in die dagen.

Ook het vlees vergde nauwelijks iets van het gebit. Het ging of om touwtjesvlees, of om gehaktballen. Niet dat er nou lappen touwtjesvlees of reusachtige ballen op je bord terecht kwamen, nee het ging meer om enkele touwtjes of een klein stukje gehaktbal.

Om misverstanden te voorkomen: touwtjesvlees werd alleen in de Arthur van Schendelstraat op nummer 2 touwtjesvlees genoemd. In de rest van Slotermeer & Nederland heette het draadjesvlees. Houtje-touwtje-jassen werden overigens wel houtje-touwtje-jassen genoemd.

Het touwtjesvlees werd van sucadelappen gemaakt. Van sucadelappen dacht je in die tijd dat ze iets met oliebollen te maken hadden, want daar ging ook sukade in & het bakken daarvan was elk jaar weer een hoogtepunt. Moeder bakte wel drie emmers, waarvan het grootste gedeelte werd uitgedeeld aan nog nooddruftigere buurtbewoners. Een hele dag stond zij te bakken, met een hoofddoekje om, dat anders alleen buitenshuis werd gedragen –toen was dat nog geen probleem-, maar nu ook binnenshuis, om te voorkomen dat de oliebollenlucht in het voor de kerst nog gepermanente haar ging zitten.

De sucadelappen stonden uren op het petroleumstelletje te sudderen & leverden zo voor een hele week –min de vrijdag uiteraard- jus & voor een hele week –min de vrijdag & de woensdagse gehaktbal uiteraard- vlees.

De kookpudding als toetje was eveneens tot op het bot doorgekookt & ook daarvoor waren dus geen tanden nodig.

Hoezo hongerwinter? Wees gerust, het toetje kwam alleen op zon- & feestdagen.

De met de welvaart binnengekomen Saroma was wat dit betreft ook geen verbetering. De enige verbetering was het ontbreken van het vel. Voor de liefhebbers van vel was de komst van de Saroma dus een achteruitgang.

Eigenlijk moest er alleen op appels worden gekauwd. Gelukkig waren in die tijd appels niet het hele jaar voorradig. Rond de kerst werden de appels vervangen door mandarijnen, die alleen in die tijd voorradig waren.

De enige groente die niet zelf werd gekookt was gekookte biet, want die werd door de groenteboer gekookt. Gekookte biet was mijn favoriete groente, die ik dan ook elke verjaardag mocht aanwijzen als te eten groente & als ik het geluk had de boon in de driekoningentaart te vinden, ook op 6 januari. Nadeel van het vinden van de boon was dat je de hele dag met een kartonnen kroon op je hoofd & een oude deken om je schouders rond moest lopen; gelukkig was het nog vakantie op 6 januari. Een extra voordeel van het vinden van de boon was, dat je de Driekoningen eindelijk in de kerststal mocht zetten.

Naast gekookte biet was appelmoes favoriet. Appelmoes met gekookte biet moet ik nog altijd een keer proberen. Door elkaar geprakt wel te verstaan.

Ja, het waren me de hongerwintertjes wel & naar de tandarts hoefden we nooit!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten