Even weg uit Slotermeer betekende even weg naar
Amsterdam-Noord oftewel naar de overkant van het IJ. Opa kwam me halen & we
stapten op lijn 13 naar het Centraal Station. We moesten uiteraard naar de
achterkant van het station. Daar waren drie manieren voor: Je kon door het station,
maar dan moest je een perronkaartje hebben & dat kostte 10 cent, je kon met
de bus (lijn K) om het station heen, maar dat kostte 1 cent & omdat Opa de
Oorlog had meegemaakt, liepen we om het station heen, want dat kostte niks. Aan
de achterkant van het station wachtte de pont, die over het IJ voer. Aan de
overkant werd er gelopen naar de Pelikaanstraat, want ook dat kostte niks.
Ik ben vernoemd naar Opa. Als vierde kind was er voor mij
nog één (groot)ouder waar naar nog geen (klein)kind was vernoemd. Grote Broer
was vernoemd naar Grootvader van Vaders kant, Oudste Zus naar Grootmoeder van
Moeders kant & Middelste Zus naar Grootmoeder van Vaders kant. Jongste Zus,
voor wie geen Grootouder meer voorradig was, zou vernoemd worden naar de kerk,
waar Grootmoeder naar de mis ging. Zo bleef het toch nog een beetje binnen de
familie.
Op de Adelaarsweg sloeg je rechtsaf & dan meteen
linksaf de Pelikaanstraat in. Een rij huizen waarin de benedenwoning gescheiden
was van de bovenwoning. In tegenstelling tot de duplexwoningen in Slotermeer,
werden deze duplexwoningen niet door vrijgezellen, maar door gezinnen bewoond.
En niet zomaar gezinnen, nee, in de Kalkoenstraat woonde een gezin met wel 21
kinderen, weliswaar van 2 vrouwen, waarvan de eerste dus was overleden, want
gescheiden werd er nog niet veel in die jaren. Eenentwintig kinderen, terwijl
ik 5 al een heleboel vond. In die straat gebeurde het ook dat een man in een
ruzie zijn (zachte) pantoffel naar het hoofd van zijn vrouw gooide & die
pantoffel raakte haar precies op haar slaap & toen was ze op slag dood.
Nee, gescheiden hoefde er niet te worden in de Vogelbuurt.
Het huis in de Pelikaanstraat had een voortuin, die
helemaal vol stond met hortensia’s: de mooiste tuin van heel Amsterdam Noord.
De hortensia’s stonden er zo mooi bij omdat ze regelmatig werden bemest. Opa
stond altijd met een schep in de hand op de uitkijk als het paard van de schillenboer
of het paard van de melkboer of het paard van welke boer dan ook de straat in
reed. Als het paard dan wat liet vallen, was hij er als de kippen bij om de
paardedrollen als eerste op te scheppen & deze aan zijn hortensia’s te
voeren.
Het huis in de Pelikaanstraat had ook een achtertuin.
Deze tuin lag dieper & was met een trappetje vanaf de veranda te bereiken.
Ook deze tuin stond vol met hortensia’s: de op één na mooiste tuin van
Amsterdam Noord. Ook deze hortensia’s kregen hun deel van de paardedrollen. Deze
moesten dan wel door het hele huis worden vervoerd. Naast paardedrollen werden
ook theebladeren (nadat er thee van was getrokken) & koffiedik (nadat er
koffie van was getrokken) aan de hortensia’s gevoerd.
Omdat de achtertuin dieper lag dan de straat aan de
voorkant, had het huis een kelder, waarin je overigens niet rechtop in kon
staan. De kelder werd gebruikt als voorraad kelder, voor als de oorlog weer uit
zou breken. Mij staan alleen nog honderden bussen Vim voor ogen. Alsof je daar
een oorlog mee zou kunnen door komen: met schuim dat niet kan krassen. Behalve
de bussen Vim ter voorbereiding op de oorlog, hing pontificaal de brochure met Wat te doen bij een atoomaanval aan de
muur in de huiskamer. Mij is alleen bij gebleven dat je onmiddellijk onder de
trap moest gaan zitten. Helaas, de trap naar 1 hoog werd ingenomen door de
meterkast, waar van tijd tot tijd nieuwe penningen voor gas & elektriciteit
moesten worden ingegooid. Bij gebrek aan een trap, kon je ook onder de tafel
gaan zitten. Gelukkig had Opa wel een tafel.
De trap in de Pelikaanstraat leidde naar de woning van de
familie Schenk, waar nog een grote zoon thuis woonde & die werd door Opa
altijd Pilchard genoemd. Niet dat hij
nu zo van sardines hield, nee, hij zwoer bij haring in tomatensaus in blik. Bij
gebrek aan een tuin, hadden de Schenken voor de deur, tussen de voortuin van
Opa & die van de buren, een bankje neergezet, waar de Schenken bij mooi
weer op gingen zitten. Door de Pelikaanstraat klonk dan het lied Op de hoek, op de punt, in het midden van de
bank. Pilchard zat in het midden.
Boter, echte boter, speelde een hoofdrol bij Opa thuis.
Opa smeerde geen boter op zijn brood & bovendien sneed hij de korsten van
zijn boterhammen. Niet dat hij niet kon kauwen, maar de korsten gingen in de
warme melk & zo had hij ’s morgens een pannetje broodpap, waar ik mij nooit
aan heb durven wagen, al was het maar omdat je bij Opa ook gewoon door de week
boter, echte boter, op je brood kreeg. Dus niet alleen op feestdagen. Oma,
daarentegen, kon niet genoeg krijgen van boter: In de hongerwinter van 44-45
moest moeder, zwanger van de Middelste Dochter, haar boterbonnen aan Oma
afstaan. Middelste dochter heeft veel gesukkeld tijdens haar leven.
Onder het motto een
vliegende vogel vangt altijd wat ging ik met Opa boodschappen doen.
Gevangen werden altijd een koekje bij de bakker & een stukje worst bij de
slager. Opa deed de boodschappen omdat Oma werkte (Opa was met pensioen) in het
Hirschgebouw, aan het Leidseplein. Voor wie niet bekend is met het
Hirschgebouw, in het Hirschgebouw zetelt nu Apple. Dat Hirschgebouw had twee
voordelen: Oma liep erheen & raapte onderweg van alles van straat op: zilverpapier
voor de missie & lege sigarettenpakjes voor het Pleieren, dat eigenlijk
Playeren heette, naar Player’s Navy Cut,
een gerenommeerd sigarettenmerk in die jaren. De voor & achterkant van de
sigarettendoosjes werden in tweeën geknipt & zo ontstonden speelkaarten,
waarmee dus gepleierd kon worden: Omstebeurt werd een kaart neergelegd &
als je dezelfde kaart op de bovenste van het stapeltje kon neerleggen, mocht je
het hele stapeltje hebben. De voor- & achterkanten van de halve pakjes
sigaretten hoefden uiteraard niet te worden doorgeknipt. Wat ze in de missie
met dat zilverpapier deden, daar ben ik nooit achter gekomen & wat een
vliegende vogel in de lucht kon vangen, was mij ook niet duidelijk. Oma maakte
het Hirschgebouw schoon.
Het tweede voordeel van het werken van Oma in het
Hirschgebouw was de binnenkomst van Sinterklaas: vanaf de eerste verdieping kon
je alles buiten goed zien & binnen was er genoeg snoepgoed.
Opa had het nooit koud & dat kwam, zoals hij zelf
zei, omdat hij vissebloed had. Zwemmen kon hij echter niet. Zomer of winter,
nooit ging Opa zonder hoed naar buiten. Behalve niet zwemmen, kon hij ook niet
fietsen, maar dat konden vissen ook niet. Hij had althans geen fiets, doch ging
in de oorlog met een fiets waarop je niet kon rijden aardappelen bij de boeren
kopen. Deze fiets werd dan ook niet in beslag genomen, maar werd na de oorlog
als overbodig weg gedaan. Ook Moeder kon niet fietsen, al heeft ze het op
latere leeftijd in Slotermeer wel geprobeerd. Nog zie ik Vader met zijn hand
aan de bagagedrager achter Moeder aan hollen. Zelf heb ik fietsen geleerd van
Oudste Zus, nog in Oud-West, op de aflopende stoep tussen Wiegbrug & Willem
de Zwijgerlaan. Dat heeft ze goed gedaan, alleen heeft ze mij geleerd aan de
verkeerde kant op & af te stappen.
Opa geloofde in God, niet omdat hij dacht dat die
bestond, maar om, als hij eenmaal voor Sint Petrus stond, te kunnen zeggen dat
hij in God had geloofd & hij dus zo de Hemel in kon lopen. Opa ging naar de
Sint Franciscuskerk op de Nieuwendammerdijk & Oma naar de Sint Ritakerk aan
het Hagedoornplein. Opa noemde Oma om onverklaarbare reden ‘Zus’ & tegen
anderen had hij het niet over mijn vrouw,
maar over de moeder van mijn kinderen.
Oma werd kwaad op Opa als hij tijdens het eenendertigen precies wist welke
kaarten zij in haar hand had, terwijl hij alleen maar had onthouden welke
kaarten ze had geruild. Al zaten ze ver van elkaar, Oma wist zeker dat hij in
haar kaarten had gekeken. Opa & Oma hadden behalve Moeder nog een kind: een
zoon, die 15 jaar na Moeder werd geboren. Of dit iets zegt over hun seksleven
is niet bekend.
Behalve boodschappen doen, maakten Opa & ik samen ook
Vliegers & lieten die dan op op een open stuk in het Vliegenbos, dat door
mij dan ook altijd Vliegerbos werd genoemd. Opa vertelde dan altijd het verhaal
hoe hij met Oma in het Vliegenbos hout ging zagen. Het was oorlog & de
kachel moest toch branden. Op een kwade dag werden ze gesnapt door Duitse
soldaten, maar Oma, die breed van postuur was, kon de zaag al jammerend onder
haar jas verbergen, zodat er geen bewijs was dat de stapel hout naast hen door
hen gekapt was.
Vóór het eten vroeg Oma altijd: ‘Hebben we al gebid?”,
waar ze gebeden bedoelde. Ook zei ze in plaats van gymnastiek ‘gimmelustiek’,
wat de Middelste & Oudste dochters uitlokte om ‘gimmelustiek, gimmelustiek’
om de hoek van de deur naar binnen te roepen om dan snel hun hoofden weer terug
te trekken. Oma was zich van geen kwaad bewust.
Opa pruimde & zoals elke pruimer moet, moest Opa ook
van tijd het zich in zijn mond ophopende bruine vocht kwijt. Buiten was dat
geen probleem, maar binnen werd daar de kolenkit voor gebruikt. Als Oma in de
kamer was, deed hij dat het liefst van zo groot mogelijke afstand. En jawel,
vaak ging dat mis & was Oma weer boos. Om te voorkomen dat de pruimtabak
uitdroogde, voegde Opa altijd een scheutje jenever aan de pruimtabak toe. Het bruine vocht kon ook als voedsel voor
de Hortensia’s worden gebruikt.
Aan het eind van de dag werd er geschemerd: rond de
eettafel gezeten keken we in het halfdonker zwijgzaam voor ons uit. Schemeren
scheelde in de elektriciteitsmunten.
Een hersenbloeding maakte een eind aan Opa. Niet meteen.
Eerst revalideren in Hilversum & daarna naar het gesticht aan de
Mauritskade, waar hij een kamer deelde met een man die zowel doof als blind was
& die ook niet kon ruiken, waardoor hij, als hij had gepoept, met zijn
handen moest voelen of ie wel wat had gedaan. Opa kon dit smeuïg vertellen. Na
de Mauritskade verhuisde hij naar Vreugdehof in Buitenveldert, waar hij voornamelijk
sigaretten uitdeelde. Pruimen mocht hij niet meer, maar sigaren roken wel,
waardoor de hele voorkant van zijn kleren bedekt was met asvlekken &
brandgaten.
En zo ging ie dood.
Ha Tonny! Alles goed in de betrekkelijke eenzaamheid zonder Harrie?
BeantwoordenVerwijderenRia, Steenwijk.