Ze hadden een huisje, een tuintje & een Kerk, maar
hoe zat het met de school? Voor het tuintje gingen op een donkere avond de
vader & de jongste zoon tegels stelen, want die lagen er genoeg los, want
Slotermeer zou nog jarenlang een bouwput blijven. Jawel stélen, die Roomse
vader met zijn Roomse zoon, want geld was er niet veel & moeder moest toch
in de tuin kunnen zitten (niet op de tegels natuurlijk, maar op een echte
tuinstoel, die echter niet in de aarde kon staan, want daar kwamen afrikaantjes
& viooltjes) & aan een bouwput zo vol geladen mist men één, twee,
twintig tegels niet, zo werd aanvankelijk gedacht, maar weldra ging in de buurt
het gerucht dat de tegels in de tuin gecontroleerd zouden worden, maar aan de
tegels was zo te zien niets te zien waardoor ze er anders uit zouden zien dan
gewoon gekochte tegels eruit zouden zien, dus met een groot schuldgevoel &
elke keer een groot schrikken als de bel ging, bleven de tegels waar ze waren:
onder moeders tuinstoel.
Maar hoe zat het met de school? Met vier schoolgaande
kinderen was dat niet iets dat licht kon worden opgevat. De verhuizing vond
tijdens een schooljaar plaats, weliswaar aan het begin, maar het werd
onverantwoord geacht de kinderen tussentijds te verplaatsen naar de al wel
aanwezige Roomse Noodscholen, zodat zes keer per week de kinderen van de Arthur
van Schendelstraat naar de jongensschool in de Cornelis Dirkszstraat (de twee
jongens) en de meisjesschool in de Chasséstraat (de twee meisjes) moesten lopen
& 's middags weer terug natuurlijk. Voor fietsen was er toen nog geen geld;
er was één fiets in huis & die was van de vader, die deze voor zijn werk
nodig had, want hij zat in de zogenoemde buitendienst van de Arbeidsinspectie
& zo'n fiets leverde tijdens de buitendienst een kilometervergoeding van
zes cent per kilometer op, die maandelijks kilometer voor kilometer uitgerekend
moest worden, tot op de kilometer & cent nauwkeurig, waarna elke cent
omgedraaid moest worden, want dat moest elk geldstuk in die tijd.
Zoals nu nog steeds, komt enige maanden na het begin van
het schooljaar de winter. Het verschil met nu is dat het toen altijd Een
Strenge Winter was & ga er maar aan staan om in Een Strenge Winter van de
Arthur van Schendelstraat naar de Cornelis Dirkszstraat of de Chasséstraat te
lopen.
Voor wie onbekend is met de plattegrond van het toen
onherbergzame gebied tussen Nieuw West & Oud West: Van de Arthur van
Schendelstraat ploegde je door het zand naar de dichtstbijzijnde bestrating: de
Burgemeester Roëllstraat, die niets anders was dan het verlengde van de Jan van
Galenstraat, welke laatste helemaal tot aan de Hoofdweg moest worden afgelopen.
Zomers een prachtige wandeling langs opgespoten, levensgevaarlijke, want je kon
er in weg zakken, stukken land met hier & daar een verdwaald konijn &
een eenzame heimachine, doch in Een Strenge Winter een tocht die deed denken
aan Willem Barendszoon & andere doodgevroren helden, want in de Jan van
Galenstraat was de gevoelstemperatuur, die toen nog niet bestond, maar je
voelde hem al wel, tijdens Een Strenge Winter altijd min veertig. Bij de
Hoofdweg ging je rechtsaf naar het Mercatorplein & volgde van daar af de
Jan Evertsenstraat tot respectievelijk Cornelis Dirkszstraat en (over een
stukje Admiraal de Ruiterweg) Chasséstraat. Door de beschutting van de daar
gebouwde huizen steeg de gevoelstemperatuur na het verlaten van de Jan van
Galenstraat tot min twintig.
En zo bracht de vader, als de sneeuwstorm met
gevoelskracht achtentwintig over de Jan van Galenstraat joeg, de drie jongste
kinderen op de fiets de Jan van Galenstraat af. Eén voor één achter vaders
beschuttende rug, terwijl de andere twee onder leiding van de oudste zoon
gingen lopen. Als de eerste was afgeleverd bij de beschutting van de Hoofdweg,
fietste hij terug om de volgende op te halen & vervolgens nog een keer (de
oudste zoon liep uiteraard het hele stuk, want die zat al in de zesde) &
zowel heen als terug had hij wind tegen, want op de Jan van Galenstraat had je
altijd wind tegen. En dan te bedenken dat deze kilometers niet konden worden
gedeclareerd. Zo ging het die hele winter door. Terug werd het hele stuk
gelopen, maar dan wachtte thuis de kolenkachel, zodat het leed snel geleden
was.
En in de Burgemeester Eliasstraat, aan het einde van de
Jacob van Maerlantstraat & achter het Confuciusplein wachtte het Hoofd Ener
Roomsch Katholieke Noodschool, Meester Bos, een jaar lang vergeefs op de
kinderen van de Arthur van Schendelstraat nummer 2.